ECLI:NL:GHARN:2002:AE5296
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.B.H. Röben
- M.M. Nuboer
- A. de Kroon
- Prof. dr. J. Zwemmer
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de materiële werkgever in het kader van belastingheffing en arbeidsrelatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 mei 2002 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij de materiële werkgever van de belanghebbende centraal stond. De Hoge Raad had eerder, op 12 oktober 2001, de uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden vernietigd en het geding ter verdere behandeling verwezen naar het Gerechtshof Arnhem. De belanghebbende, werkzaam bij [telecom NL], was in 1995 verhuurd aan [A AG], een Zwitserse onderneming. De vraag was voor wiens rekening de werkzaamheden van de belanghebbende werden verricht en wie de kosten en risico's van deze werkzaamheden droeg.
Het Hof concludeerde dat de voordelen van de werkzaamheden in 1995 voor rekening van [A AG] kwamen. De belanghebbende had zijn kennis en vaardigheden uitsluitend voor [A AG] ingezet, ondanks dat de formele arbeidsrelatie met [telecom NL] bleef bestaan. Het Hof oordeelde dat de omstandigheden, waaronder de doorbelaste loonkosten en de ontvangen bonussen, bevestigden dat [A AG] de materiële werkgever was. De Inspecteur van de Belastingdienst betoogde echter dat [telecom NL] als werkgever moest worden aangemerkt, omdat er een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [telecom NL] bestond.
Het Gerechtshof vernietigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 88.152,25. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden bij de beoordeling van de arbeidsrelatie en de belastingheffing, en dat de formele arbeidsrelatie niet altijd bepalend is voor de materiële werkgever.