ECLI:NL:GHARN:2009:BI2194
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J.B.H. Röben
- M. Kooijmans
- A. van de Merwe
- Rechtspraak.nl
Waardeprojectiegrond en toerekening bij onroerende zaakbelasting voor verzorgingshuis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onroerende zaakbelasting (OZB) van een verzorgingshuis gelegen aan a-straat 1 te Epe. De heffingsambtenaar van de gemeente Epe had een aanslag van € 1.278,90 opgelegd voor het jaar 2006. Belanghebbende, de Stichting X, verzocht om vermindering van deze aanslag, wat leidde tot een vermindering tot € 422,03 door de Rechtbank. De Ambtenaar ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij het Hof moest beoordelen of de waarde van de projectiegrond en de toerekening daarvan aan de opstal correct was uitgevoerd.
Het Hof oordeelde dat de waarde van de projectiegrond nauw samenhangt met de waarde van de opstal en dat deze niet afzonderlijk voor de waardeverdeling kan worden beschouwd. De projectiegrond moet worden toegedeeld naar de voor de opstal geldende verhouding. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, maar met verbetering van gronden. Het Hof concludeerde dat de omliggende grond en de restgrond als afzonderlijke delen van de onroerende zaak moeten worden beschouwd, omdat deze grond niet zijn zelfstandigheid heeft verloren bij de bouw van de opstal. De uiteindelijke beslissing was dat de aanslag moest worden verminderd tot € 332,51, wat 26% van de oorspronkelijke aanslag vertegenwoordigt.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toerekening van de waarde van onroerende zaken voor de OZB-heffing, vooral in gevallen waar de onroerende zaak een combinatie van woondoeleinden en andere functies heeft. Het Hof heeft de proceskosten van belanghebbende vastgesteld op € 644, te vergoeden door de gemeente Epe. De beslissing is openbaar uitgesproken en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.