ECLI:NL:GHDHA:2018:731

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
200.220.931/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontslag curator en benoeming opvolgend curator in curatelezaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de voormalig curatrice van [belanghebbende], die in eerste aanleg door de rechtbank Rotterdam is ontslagen en waarbij [belanghebbende stichting] als opvolgend curator is benoemd. De voormalig curatrice heeft op 9 augustus 2017 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, die op 10 mei 2017 is uitgesproken. De rechtbank had geoordeeld dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de voormalig curatrice, die volgens de rechtbank niet in staat was om de belangen van [belanghebbende] adequaat te behartigen. De voormalig curatrice betwist dit en stelt dat zij al jarenlang voor [belanghebbende] zorgt en dat er geen gegronde redenen zijn voor haar ontslag. Het hof heeft de zaak op 8 februari 2018 mondeling behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof overweegt dat er veel onduidelijkheid bestaat over de wijze waarop de voormalig curatrice haar taken heeft uitgevoerd en dat er geen duidelijke verantwoording is afgelegd over de financiën van [belanghebbende]. Het hof concludeert dat de voormalig curatrice niet aan haar taken heeft kunnen voldoen en bevestigt het ontslag door de rechtbank. Tevens wordt de benoeming van [belanghebbende stichting] als opvolgend curator bekrachtigd, omdat [belanghebbende] niet in staat is haar voorkeur voor een curator te uiten en de huidige curator geschikt is. De beslissing van het hof is op 14 maart 2018 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 14 maart 2018
Zaaknummer : 200.220.931/01
Rekestnummer rechtbank : GZ VERZ 17-1388
Zaaknummer rechtbank : 5781726
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de voormalig curatrice,
advocaat mr. C.S. Winter te Rotterdam.
tegen
[de stichting] ,
gevestigd te [plaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: [de stichting] ,
advocaat mr. Ch. L. van den Puttelaar te Rotterdam.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende] ,
verblijvende bij verpleeghuis [de stichting] , afdeling [naam afdeling] ,
hierna te noemen: [belanghebbende] ;
2. [belanghebbende stichting] ,
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende stichting] .

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De voormalig curatrice is op 9 augustus 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2017, uitgesproken onder voormeld zaak- en rekestnummer.
De [de stichting] heeft op 6 oktober 2017 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof is voorts ingekomen:
  • op 24 augustus 2017 een faxbericht van diezelfde datum van de zijde van de voormalig curatrice, tevens ingekomen per post op 25 augustus 2017, met bijlage;
  • op 29 januari 2018 een faxbericht van diezelfde datum van de zijde van de voormalig curatrice, tevens ingekomen als journaalbericht op 31 januari 2018, met bijlagen;
  • op 5 februari 2018 een faxbericht van diezelfde datum, van de voormalig curatrice, tevens ingekomen als journaalbericht op 7 februari 2018, met bijlagen;
  • op 5 februari 2018 een brief van de griffier van de rechtbank Rotterdam van 1 februari 2018, met als bijlage de aantekeningen van de zitting van 20 maart 2017.
De zaak is op 8 februari 2018 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de voormalig curatrice, bijgestaan door haar advocaat en door [naam tolk] , tolk in de Spaanse taal;
  • [vertegenwoordiger van de stichting] en [vertegenwoordiger van de stichting] , namens [de stichting] , bijgestaan door mr. Ch. L. van den Puttelaar;
  • [vertegenwoordiger van de belanghebbende stichting] en [vertegenwoordiger van de belanghebbende stichting] , namens [belanghebbende stichting] .
Bijzondere toegang is verleend aan de zus van de voormalige curatrice.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 10 maart 2016 heeft het gerecht in eerste aanleg van Curaçao [belanghebbende] onder curatele gesteld en de voormalig curatrice tot curatrice benoemd.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de voormalig curatrice ontslagen en [belanghebbende stichting] als opvolgend curator benoemd.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is het ontslag van de voormalig curatrice.
2. De voormalig curatrice verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en in plaats daarvan te bepalen dat:
  • het verzoek tot ontslag van de voormalig curatrice over [belanghebbende] en de benoeming van [belanghebbende stichting] als opvolgend curator alsnog wordt afgewezen;
  • voor zover vereist, de voormalig curatrice te herbenoemen als curator over [belanghebbende] .
3. [de stichting] verzoekt het hof het hoger beroep van de voormalig curatrice ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Volgens de voormalig curatrice heeft de kantonrechter het verzoek tot haar ontslag niet getoetst aan artikel 1:385, eerste lid onder d van het Burgerlijk Wetboek. Er is niet gebleken van gewichtige redenen om haar te ontslaan en is er geen sprake van een situatie waarin zij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden. De voormalig curatrice verzorgt en ondersteunt [belanghebbende] sinds mei 2015 en kent haar al ongeveer twintig jaar. Bij beschikking van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao is de voormalig curatrice benoemd omdat [belanghebbende] niet langer in staat was haar eigen belangen behoorlijk waar te nemen vanwege de ziekte van Alzheimer. Daarom zijn zij in 2016 ook naar Nederland gekomen. De voormalig curatrice had gehoord dat hier een goede behandeling bestond. Het was nooit de bedoeling om zich hier blijvend met [belanghebbende] te vestigen. In februari 2017 moest de voormalig curatrice terug naar Curaçao voor het afleggen van de in het kader van de ondercuratelestelling verplichte rekening en verantwoording. Om [belanghebbende] de vliegreis te besparen, heeft de voormalig curatrice via een bekende een zorginstelling verzocht om haar tijdens haar afwezigheid op te vangen. Na de terugkeer van de voormalig curatrice in Nederland heeft zij [belanghebbende] opgehaald. [belanghebbende] is uiteindelijk plotseling bij de voormalig curatrice weggehaald en in een zorginstelling geplaatst. De voormalig curatrice merkt dat [belanghebbende] eronder lijdt nu de voormalig curatrice niet langer de persoon is die haar ondersteunt en verzorgt. [belanghebbende] spreekt geen Nederlands. Zij sprak altijd Portugees met de voormalig curatrice. Er is niet gebleken dat de kantonrechter deze omstandigheden in de beslissing heeft meegewogen.
5. [de stichting] is van mening dat de kantonrechter de voormalig curatrice op de juiste gronden heeft ontslagen. De voormalig curatrice is de Nederlandse taal niet machtig en kent het Nederlandse systeem niet. Volgens [de stichting] is zij daarom onbekwaam om als curatrice te worden gekwalificeerd. Bij [belanghebbende] is sprake van een gevorderd dementieel beeld, waardoor zij niet zelf haar belangen kan behartigen. De aanleiding voor de opname van [belanghebbende] in het verpleeghuis van [de stichting] was dat er meerdere meldingen bij Veilig Thuis over de veiligheid van [belanghebbende] binnenkwamen. Er was onduidelijkheid over de rol van de voormalig curatrice en de vraag of zij wel de belangen van [belanghebbende] diende. Zo was er onduidelijkheid over het vermogen van [belanghebbende] en de wijze waarop dat werd aangewend. Er was sprake van financiële problemen die aangepakt moesten worden. [de stichting] heeft de overtuiging dat [belanghebbende] op dit moment de aandacht en verzorging krijgt die zij nodig heeft. Bovendien is [de stichting] overtuigd dat de huidige curator haar belangen professioneel waarneemt. Naar het idee van [de stichting] heeft de kantonrechter een onafhankelijk curator benoemd om de verdere zorg voor [belanghebbende] verder goed te kunnen vormgeven. In het verpleegtehuis zijn mensen die Portugees met [belanghebbende] spreken. Haar geheugen is sterk achteruit gegaan, maar het gaat verder goed met haar. Binnen de instelling wordt [belanghebbende] vrijheid geboden en maakt zij gebruik van de aan haar aangeboden uitjes en dagbesteding. Volgens [de stichting] wil [belanghebbende] niet uit het verpleeghuis weg en is het ook niet in haar belang om nu een verandering in haar situatie aan te brengen.
6. Ter zitting geeft de curator aan zijn uiterste best te hebben gedaan om informatie omtrent de ondercuratelestelling vanuit Curaçao te krijgen, maar dat dit amper is gelukt. Het is de curator inmiddels wel gebleken dat er een Nederlandse bankrekening is geweest en dat [belanghebbende] voor het jaar 2000 in Nederland heeft gewoond, heeft gewerkt en hier een vermogen heeft gecreëerd. In 2014 stond er € 14.000,- op die rekening. Dit bedrag is in 2015 opgenomen in [plaats] en naar Curaçao overgemaakt. Toen [belanghebbende] bij [de stichting] werd opgenomen, was de zorgpremie al een aantal maanden niet betaald. [belanghebbende] had een schuld van € 2.000,- aan [de stichting] . Die schuld is nu afgelost. [belanghebbende] ontvangt een pensioen. Verder geeft de curator aan een summiere rekening en verantwoording te hebben gezien. Hij heeft geen boedelbeschrijving ontvangen of een eindafrekening gehad. De curator geeft aan niet te pretenderen dat hij een band met [belanghebbende] kan opbouwen en met haar zonder tolk kan communiceren, maar hij tracht wel haar financiële belangen zo goed mogelijk te behartigen.
Bevoegdheid
7. Het hof overweegt ten aanzien van de internationale bevoegdheid allereerst als volgt. Op grond van artikel 38 lid 3 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden kunnen bij rijkswet regels worden gesteld omtrent privaatrechtelijke onderwerpen van interregionale aard, als over deze regels overeenstemming tussen de regeringen van de betrokken landen bestaat. Nu een dergelijke regeling niet tot stand is gebracht zal het hof bij de beantwoording van de vraag of hem in de onderhavige zaak van interregionale aard rechtsmacht toekomt, aansluiting zoeken bij de bevoegdheidsbepalingen die naar Nederlands internationaal privaatrecht gelden op het terrein van de internationale bescherming van volwassenen (vgl. HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063). Op 1 januari 2009 is in werking getreden het Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen van 13 januari 2000 (Trb. 2000, 10 en Trb. 2008, 139), ook wel genoemd het Haags Volwassenenbeschermingsverdrag 2000 (hierna: HVV). [1] Nederland heeft dit verdrag weliswaar op 13 januari 2000 ondertekend, maar tot op heden nog niet geratificeerd. Onder verwijzing naar HR 2 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:147) zal het hof de bepalingen uit dit verdrag anticiperend toepassen. Nu [belanghebbende] sinds 2016 in Nederland haar gewone verblijfplaats heeft is de Nederlandse rechter op grond van artikel 5 HVV bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Het toepasselijke recht
8. Op basis van het hiervoor overwogene zal het hof het HVV ook anticiperend toepassen bij het vaststellen van het toepasselijke recht. In artikel 14 van het HVV is bepaald dat, als een in een verdragsluitende Staat genomen maatregel in een andere verdragsluitende Staat wordt uitgevoerd, de wijze van uitvoering ervan wordt beheerst door het recht van die andere Staat. Nu het gerecht in eerste aanleg van Curaçao de beschermingsmaatregel heeft uitgesproken, maar deze maatregel feitelijk in Nederland wordt uitgevoerd omdat [belanghebbende] bij [de stichting] in [plaats] woont, betekent dit dat Nederlands recht van toepassing is op die uitvoering. Het wijzigen van de persoon van de curator valt onder de uitvoering van de beschermingsmaatregel.
Erkenning beschikking van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao
9. Op grond van artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden heeft de beschikking van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao van rechtswege bindende kracht in Nederland en kan hier ten uitvoer worden gelegd.
Inhoudelijke beoordeling
10. Op grond van artikel 1:385, lid 1 onder d van het Burgerlijke Wetboek (hierna: BW) kan de curator wegens gewichtige reden worden ontslagen. Het hof overweegt hierbij dat er veel onduidelijkheid bestaat over de wijze waarop de voormalig curatrice haar taken als curator heeft uitgeoefend. Er is geen kopie van de door de voormalig curatrice bij aanvang van de beschermingsmaatregel gemaakte inventarisatie en boedelbeschrijving overgelegd, zodat het hof geen enkel zicht heeft gekregen op de bezittingen van [belanghebbende] . Er is verder geen onderbouwd afschrift van de door de voormalig curatrice bij het gerecht in eerste aanleg in Curaçao ingediende rekening en verantwoording over het door haar gevoerde beheer overgelegd, waardoor het hof ook geen zicht heeft gekregen op de wijze waarop zij de financiën van [belanghebbende] heeft beheerd. Zij heeft de huidige curator na de datum van de bestreden beschikking ook geen eindafrekening verstrekt. Het is het hof verder onduidelijk of de voormalig curatrice definitief is teruggekeerd naar Curaçao. Bovendien is het verhaal ten aanzien van de reden van de komst van [belanghebbende] naar Nederland met de voormalig curatrice onsamenhangend. [belanghebbende] heeft, voordat de huidige curator werd benoemd, na haar komst in Nederland schulden gemaakt. Zo bleek de maandelijkse premie van de zorgverzekering niet te worden betaald. Het is het hof verder wel duidelijk dat [belanghebbende] intensieve zorg en hulpverlening nodig heeft. [belanghebbende] is op grond van artikel 60 van de wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ) in het huidige verpleeghuis opgenomen, omdat het in haar situatie nodig was om extra maatregelen te nemen om haar eigen veiligheid, of die van anderen, te waarborgen. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof, is het het hof gebleken dat zij op haar plek lijkt te zitten bij [de stichting] . Het hof ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Het hof komt, gelet op het voorgaande, tot het oordeel dat de voormalig curatrice niet aan haar taken heeft kunnen voldoen en daarom terecht door de rechtbank bij de bestreden beschikking is ontslagen.
11. Nu het hof tot het oordeel komt dat het ontslag van de huidige curator gerechtvaardigd is, dient op grond van artikel 1:383 lid 2 BW de uitdrukkelijke voorkeur van [belanghebbende] bij de benoeming van een opvolgend curator te worden gevolgd, tenzij gegronde redenen zich tegen een zodanige benoeming verzetten. Het hof overweegt ten aanzien van deze benoeming dat uit de stukken blijkt dat er bij [belanghebbende] sprake is van een gevorderd dementieel beeld en dat zij niet langer in staat is haar wil te bepalen. Nu [belanghebbende] niet in staat blijkt haar uitdrukkelijke voorkeur ten aanzien van de persoon van de curator te uiten, de huidige curator bereid is en zijn geschiktheid niet wordt betwist, komt het hof tot het oordeel dat de rechtbank op goede gronden [belanghebbende stichting] tot opvolgend curator heeft benoemd.
12. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, J.M. van Baardewijk en M. Th. Linsen-Penning de Vries, bijgestaan door mr. R.R. Warmerdam als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2018.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2009-2010, 32 137, nr. 3, p.21.