In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag inzake een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) van € 4.070. De belanghebbende, eigenaar van een Mercedes-Benz GLA-klasse, heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, die door de Inspecteur is verminderd tot € 3.449, met een proceskostenvergoeding van € 592. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar heeft de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten. In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de CO2-uitstoot van zijn voertuig onterecht is vastgesteld op basis van de NEDC2-methode, terwijl gelijksoortige voertuigen op basis van de NEDC1-methode zijn belast. De Inspecteur heeft dit betwist en gesteld dat de voertuigen niet gelijksoortig zijn vanwege verschillende EU-typegoedkeuringen. Het Hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de historische nieuwprijs van de auto op € 56.762 moet worden vastgesteld en de handelsinkoopwaarde op € 25.047. Het Hof heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 3.398 en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 3.561,50 bedragen. De uitspraak is op 4 juni 2025 gedaan en is openbaar gemaakt.