ECLI:NL:GHDHA:2025:1365
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de heffing van forensenbelasting door de gemeente Noordwijk in het licht van het Unierecht en de vrijheid van kapitaalverkeer
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de heffing van forensenbelasting door de gemeente Noordwijk aan een belanghebbende die woonachtig is in Italië. De belanghebbende had een gemeubileerde woning in Noordwijk en ontving een aanslag forensenbelasting van € 956 voor het jaar 2022. De rechtbank had eerder de aanslag gehandhaafd, maar de belanghebbende stelde dat deze heffing in strijd was met het vrije verkeer van kapitaal zoals vastgelegd in artikel 63 van het VWEU. Het Hof oordeelde dat de heffing van forensenbelasting geen verboden beperking van het kapitaalverkeer vormde, omdat de belasting niet discrimineerde tussen ingezetenen en niet-ingezetenen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de forensenbelasting geen beperking van het vrije verkeer van kapitaal inhield, aangezien de belasting op dezelfde wijze werd geheven van zowel ingezetenen als niet-ingezetenen die een tweede woning in de gemeente aanhielden. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de heffing gerechtvaardigd was door de noodzaak om de samenhang van het belastingstelsel te behouden. De belanghebbende had geen objectief vergelijkbare gevallen aangetoond en de heffing was niet in strijd met het Unierecht. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.