In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 24 september 2024 de bezwaren van belanghebbende tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning ongegrond heeft verklaard. De Heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk had de waarde van de woning vastgesteld op € 919.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld. Tijdens de procedure heeft de Heffingsambtenaar een taxatieverslag overgelegd en de waarde onderbouwd met vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de argumenten van belanghebbende niet voldoende onderbouwd waren. In hoger beroep heeft belanghebbende opnieuw gesteld dat de Heffingsambtenaar niet alle relevante stukken had overgelegd en dat de waarde van de woning te hoog was. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat de Heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.