ECLI:NL:GHLEE:2007:BC1153
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J. Huiskes
- G.M. van der Meer
- H. Bakker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de aftrekbaarheid van rente over een geldlening in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van een bedrag van € 5.383,- aan rente over een geldlening in het kader van de inkomstenbelasting. De belanghebbende, die in maart 1995 een onderneming is begonnen, heeft in 1998 zijn onderneming gestaakt en de activa overgebracht naar zijn privé-vermogen. De inspecteur van de Belastingdienst heeft in 2003 een aanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning op nihil is vastgesteld, na verrekening van verliezen uit voorgaande jaren. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit werd afgewezen. De rechtbank Leeuwarden verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde.
De kern van het geschil is of de rente over het deel van de geldlening, dat is aangewend voor het aflossen van zakelijke schulden, kan worden aangemerkt als (nagekomen) kosten van de onderneming of als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. De belanghebbende stelt dat het deel van de geldlening dat is gebruikt voor zakelijke doeleinden, moet worden aangemerkt als ondernemingsvermogen, terwijl de inspecteur van mening is dat dit deel tot het privé-vermogen behoort en dus niet in aanmerking kan worden genomen bij de berekening van het inkomen uit werk en woning.
Het hof oordeelt dat het deel van de geldlening ten tijde van de staking van de onderneming is overgegaan naar het privé-vermogen van de belanghebbende. De rente kan daarom niet als kosten van de onderneming worden aangemerkt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De belanghebbende kan binnen zes weken na de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.