ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0815

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-11/00586
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen in vermogensbelasting na verwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om de vernietiging van navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen in de vermogensbelasting voor de jaren 1992 tot en met 1998 en 1999 en 2000. De belanghebbende, een natuurlijke persoon, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen die door de Inspecteur waren opgelegd. De Inspecteur had de verhogingen van 100 procent van de belasting opgelegd, zonder kwijtschelding, en had ook heffingsrente in rekening gebracht. De zaak kwam voor het Gerechtshof na een verwijzing door de Hoge Raad, die eerder de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam had vernietigd en de zaak had terugverwezen voor verdere behandeling.

Tijdens de behandeling na verwijzing heeft de Inspecteur aangegeven dat hij niet in staat was het bewijs te leveren dat volgens de maatstaven van het boeterecht van hem verlangd werd. Dit leidde ertoe dat de Inspecteur zich verenigde met het standpunt van de belanghebbende, dat de verhogingen en boeten moesten vervallen. Het Gerechtshof heeft vervolgens de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslagen verminderd, waarbij de verhogingen voor de jaren 1992 tot en met 1998 zijn kwijtgescholden en de boetebeschikkingen zijn vernietigd.

Daarnaast heeft het Hof de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 483. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 november 2012. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van het boeterecht en de bewijsvoering door de belastingautoriteiten betreft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
nummer BK-11/00586
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 16 november 2012
in het geding tussen:
[X] te [Z], belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst Holland-Midden (dan wel Holland-Noord), de Inspecteur,
op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.
Navorderingsaanslagen, kwijtscheldingsbesluiten, boetebeschikkingen en bezwaar
1.1.1. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1992 tot en met 1998 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging van 100 percent van de belasting, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend. Telkens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.1.2. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1999 en 2000 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd en bij beschikkingen boeten van 100 percent. Telkens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. De navorderingsaanslagen, de kwijtscheldingsbesluiten, de boetebeschikkingen en de beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Loop van het geding
2.1. Bij uitspraak van 1 juli 2010, nummer P10/00266, LJN BN0321, heeft het Gerechtshof te Amsterdam, onder verwijzing naar zijn tussenuitspraak van 18 maart 2010, nummer P04/03852, LJN BM1909, de door belanghebbende ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen, de boeten en de bedragen aan heffingsrente verminderd, de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 249.
2.2. Bij arrest van 12 augustus 2011, nummer 10/03625, LJN BR4874 - zoals dat is hersteld bij arrest van 25 november 2011, nummer 10/03625, LJN BU5670 - heeft de Hoge Raad het door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam ingestelde beroep in cassatie gegrond verklaard, de hofuitspraak uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren 1992 tot en met 1998 en de boeten voor de jaren 1999 en 2000 vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
2.3. Partijen hebben zich schriftelijk over het arrest van de Hoge Raad uitgelaten.
2.4. Met schriftelijke toestemming van partijen is een mondelinge behandeling van de zaak achterwege gebleven.
Beoordeling van het beroep na verwijzing
3.1. De Inspecteur heeft te kennen gegeven dat naar maatstaven van boeterecht het van hem te verlangen bewijs niet is te leveren. Daarmee heeft hij zich alsnog verenigd met het standpunt van belanghebbende dat de verhogingen en de boeten moeten vervallen.
3.2. Dat in aanmerking nemend zal het Hof de uitspraken van de Inspecteur vernietigen en bijgevolg beslissen, daarbij lettend op de verwijzingsopdracht, als hierna is vermeld.
Proceskosten
Het Hof ziet reden de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende voor de behandeling van het beroep na verwijzing gemaakte proceskosten. De kosten stelt het Hof, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 483 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand: 2 x 0,5 punt à € 322 x 1,5 (gewicht van de zaak). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig. Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van voornoemd Besluit blijkt niet.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op een verhoging of een boete;
- vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten;
- vermindert de navorderingsaanslagen 1992 tot en met 1998 aldus, dat telkens de verhoging wordt kwijtgescholden;
- vernietigt de boetebeschikkingen; en
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten na verwijzing aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 483.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 16 november 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.