Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 185563 / 09-2785)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- a) of het gaat om vergoeding van vermogensschade dan wel van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat en of de gevorderde schadevergoeding ten goede komt aan het slachtoffer zelf, diens nabestaanden, dan wel een derde,
- b) in hoeverre voor slachtoffer of nabestaanden ter zake van de schade een aanspraak op een uitkering uit anderen hoofde bestaat,
- c) de mate waarin de gebeurtenis aan de aangesprokene kan worden verweten,
- d) in hoeverre de aangesprokene reeds vóór het verstrijken van de verjaringstermijn rekening heeft gehouden of had behoren te houden met de mogelijkheid dat hij voor de schade aansprakelijk zou zijn,
- e) of de aangesprokene naar redelijkheid nog de mogelijkheid heeft zich tegen de vordering te verweren,
- f) of de aansprakelijkheid (nog) door verzekering is gedekt, en
- g) of na aan het licht komen van de schade binnen redelijke termijn een aansprakelijkstelling heeft plaatsgevonden en een vordering tot schadevergoeding is ingesteld.
- ter zake immateriële schadevergoeding,
- ter zake materiële schadevergoeding ex artikel 6:107 BW,
- ter zake materiële schadevergoeding ex artikel 6:108 BW,
- ter zake materiële schadevergoeding ex artikel 6:108 BW,
hogemate van verwijtbaarheid of een ernstig, meer dan gewoon verwijt, aldus De Schelde.
verwetenkan worden dat zij is tekortgeschoten in haar op grond van artikel 7:658 BW geldende verplichting jegens [erflater] . Daartoe wordt het volgende overwogen.
- aan immateriële schadevergoeding,
- een verwijzing naar de schadestaatprocedure ter zake schade krachtens artikel 6:107 BW.
- ter zake schade ex artikel 6:107 BW,
- ter zake schade ex artikel 6:108 BW,
- en materiële schade ex artikel 6:107 en artikel 6:108 BW p.m.