Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Artikel 2 Belastbaar feit
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een aanslag toeristenbelasting die was opgelegd aan een mini-camping in Zeeland. De belanghebbende, die een mini-camping exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag van € 12.266,10 voor het jaar 2013, opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof oordeelde dat de aanslag niet in strijd was met artikel 1 van het eerste Protocol bij het EVRM, artikel 1 van het twaalfde Protocol bij het EVRM, artikel 26 van het IVBPR of het gelijkheidsbeginsel. Het Hof concludeerde dat de heffing van toeristenbelasting niet als een individuele en buitensporige last kan worden beschouwd, en dat de gemeenteraad de vrijheid heeft om een uniform tarief vast te stellen. De belanghebbende had niet aangetoond dat zij door de heffing onevenredig werd belast in vergelijking met andere exploitanten. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.