ECLI:NL:GHSHE:2018:4756
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen en de gevolgen van wetswijziging voor belastingheffing
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een belanghebbende die in Brazilië woont. De zaak betreft de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen, zoals vastgelegd in artikel 7.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB). De belanghebbende en zijn echtgenote, die sinds 2006 in Brazilië wonen, kwamen per 1 januari 2015 niet meer in aanmerking voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige, wat hen een aanzienlijke belastingverhoging opleverde. De belanghebbende stelde dat deze wetswijziging in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EP), omdat het zou leiden tot een individuele en buitensporige last.
Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende voor het jaar 2015 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.321 had, en dat de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) door de Inspecteur was gehandhaafd. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep instelde. Het Hof oordeelde dat de wetswijziging niet in strijd was met het EP, omdat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van belastingwetgeving. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last voor de belanghebbende, en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank.
De beslissing van het Hof houdt in dat de belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van het griffierecht en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.