4.7.Belanghebbende stelt de bezwaarschriften tegen de naheffingsaanslagen op 8 april 2014 te hebben ingediend. Belanghebbende heeft, in beroep, ten bewijze van verzending van de bezwaarschriften kopieën van de bezwaarschriften verstrekt. Daarbij heeft belanghebbende verschillende verklaringen verstrekt en bij het Hof daaraan twee verklaringen toegevoegd:
- Verklaring van [C] (10 mei 2016): [C] verklaart dat zij de brieven met kenmerk [kenmerk 4] , [kenmerk 5] en [kenmerk 6] persoonlijk heeft getypt en zij heeft deze drie bezwaarschriften tezamen in één envelop gedaan, geadresseerd aan de Belastingdienst, [postbus] te [postcode] [plaats] . Zij verklaart daarna “deze brief” aan haar collega, [D] , te hebben gegeven, die deze brief ter post zou bezorgen. Zij verklaart verder dat [A] erop stond dat de envelop aangetekend verstuurd zou worden. Of haar collega dit gedaan heeft, weet zij niet.
- Verklaring I van [D] (10 mei 2016): [D] verklaart dat hij de brief die [C] heeft klaargemaakt op of rond 8 april 2014 voor haar ter post heeft bezorgd. Het ging volgens hem om één envelop met een stempel van belanghebbende, waarin stukken zaten van belanghebbende voor de Belastingdienst te [plaats] , [postbus] . Hij verklaart verder dat hem is gevraagd de brief aangetekend te versturen, maar dat hij dit is vergeten.
- Verklaring II van [D] (28 december 2016): [D] blijft bij zijn verklaring van 10 mei 2016. Hij bevestigt nog eens dat hij de brief die door [C] werd aangereikt in de brievenbus heeft gedeponeerd en wel in de postzak met oranje deksel van Post.NL bij de Brunawinkel in [vestigingsplaats] .
- Verklaring van [E] (29 december 2016): [E] herinnert zich gezien te hebben dat [D] de brief van belanghebbende in de brievenbus deed bij de Brunawinkel in [vestigingsplaats] . Hij was op dit tijdstip daar om pakketten aan te bieden. Daarnaar gevraagd verklaart [E] zich dit moment in het voorjaar te herinneren. Op de mededeling aan [E] dat dit begin mei is geweest, verklaart hij zich de exacte datum niet meer te herinneren. [E] weet toch wel dat het zo is gebeurd. Hij verklaart dat korte tijd later op kantoor werd gesproken over de fout van [D] . De brief met stukken werd namelijk niet aangetekend verstuurd, dat had wel gemoeten. Dat was zo meegedeeld.
- Verklaring I van [F] (26 januari 2016): [F] verklaart dat zij de persoon is die op 15 mei 2014 de brieven met kenmerk [kenmerk 1] , [kenmerk 2] en [kenmerk 3] met als bijlagen de brieven van 8 april 2014 (met kenmerk [kenmerk 4] , [kenmerk 5] respectievelijk [kenmerk 6] ) en een kopie van de brieven van de Belastingdienst van 23 april 2014 aan de Belastingdienst heeft gestuurd. Zij verklaart hierin te hebben verzaakt, omdat zij de desbetreffende brieven weken eerder had ontvangen en het de bedoeling was dat zij deze eerder had moeten verzenden. Destijds is dat haar wegens omstandigheden en drukte niet gelukt. Volgens haar is de handtekening onder deze brieven van [A] .
- Verklaring II van [F] (9 mei 2016): [F] bevestigt haar eerdere verklaring van 26 januari 2016 en verklaart dat zij de brieven heeft, die van “de Ontvanger” werden ontvangen. Dit is volgens haar in opdracht van [A] gebeurd, die haar kort na de ontvangst van deze brieven wees op het belang van een antwoord, tevens reactie, tevens “hernieuwd bezwaar” en tevens verzoek tot uitstel van betaling. Immers was het, volgens haar, zo dat “de Ontvanger” geen uitstel van betaling wenste te verlenen.
In aanvulling op de overgelegde verklaringen heeft [A] ter zitting van de Rechtbank (vastgelegd in het opmaakte proces-verbaal) verklaard dat hij van ziekte herstellende is en dat hem gevraagd is de brieven te ondertekenen. Hij is op 8 april 2014 op kantoor geweest om de, door [C] gemaakte, bezwaarschriften te ondertekenen en hij heeft daarbij gezegd dat de bezwaarschriften naar de Inspecteur moesten worden verstuurd. Volgens hem heeft [C] de bezwaarschriften aan [D] gegeven, die is vergeten de bezwaarschriften aangetekend te verzenden en heeft deze in de brievenbus gedaan. [A] heeft verder uiteengezet, dat de postverwerking bij de Belastingdienst via de distributie in [plaats] is geregeld en dat het daar dan fout is gegaan. Dat risico ligt dan niet bij belanghebbende, aldus [A] .