4.32.Voor het hoger beroep hanteert het hof een bedrag van € 150 per gegronde zaak. Belanghebbende heeft daarom recht op een proceskostenvergoeding van € 600.
5Beslissing
- verklaart het hoger beroep van belanghebbende gegrond in de zaken 19/00560, 19/00561, 19/00562 en 19/00564;
- verklaart het hoger beroep van de inspecteur in alle zaken gegrond;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank in de zaken 18/27 en 18/435;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank in de overige zaken uitsluitend voor wat betreft de oordelen over de na te heffen BPM respectievelijk teruggaven van BPM en de vergoeding van belastingrente bij teruggaven van BPM;
- verklaart het tegen de uitspraken op bezwaar bij de rechtbank ingestelde beroep in de zaken 18/25, 18/50, 18/55, 18/387 en 18/434 gegrond, en in de zaak 18/389 uitsluitend voor zover het is gericht tegen het niet vergoeden van belastingrente, en in de zaak 18/26 voor zover het is gericht tegen de te lage vergoeding van kosten van bezwaar;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar in de zaken 18/25, 18/50, 18/55, 18/387 en 18/434, en in de zaak 18/389 uitsluitend voor zover het betrekking heeft op het niet vergoeden van belastingrente, en in de zaak 18/26 voor zover het betrekking heeft op de te lage vergoeding van kosten van bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag in de zaak 18/50 tot € 429;
- bepaalt dat van de op aangifte voldane belasting in de zaak 18/25 € 55 wordt teruggegeven;
- bepaalt dat van de op aangifte voldane belasting in de zaken 18/55, 18/387 en 18/434 € 1.941, € 2.883 respectievelijk € 612 wordt teruggegeven, onder verrekening van de reeds bij uitspraken op bezwaar verleende teruggaven;
- bepaalt dat de inspecteur over de bij uitspraken op bezwaar verleende teruggaven respectievelijk over de bij deze uitspraak verleende aanvullende teruggaven belastingrente dient te vergoeden op de voet van artikel 30ha AWR;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep bij het hof van € 259 vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 600;
- bepaalt dat, voor zover de in hoger beroep toegekende proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van griffierecht niet tijd wordt betaald, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
De uitspraak is gedaan door L.B.M. Klein Tank, voorzitter, T.A. Gladpootjes en M.H.P. Groenland, in tegenwoordigheid van J.M.A. van Rooij-Beckers, als griffier.
De uitspraak is ondertekend door de griffier, en door T.A. Gladpootjes, aangezien de voorzitter is verhinderd deze te ondertekenen.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2021 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij .
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie ).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.www.hogeraad.nl
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen: