Uitspraak
GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH
Uitspraak van 19 oktober 2022
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Nieuw feit?
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd aan de erflater van belanghebbenden. De Inspecteur had de navorderingsaanslag opgelegd op basis van een nieuw feit, namelijk dat de overdracht van het maatschapsaandeel aan een derde niet uit de aangifte bleek. De Rechtbank oordeelde dat de Inspecteur terecht een nieuw feit had vastgesteld, omdat de verkoop aan een derde niet duidelijk was gemaakt in de aangifte. De belanghebbenden stelden dat de lijfrentepremies in aftrek konden worden gebracht, omdat deze waren bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van een onderneming aan de Holding. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de Holding geen toegelaten aanbieder was in de zin van de Wet IB 2001. De Rechtbank oordeelde dat de lijfrentepremies ten onrechte in aftrek waren genomen, omdat de Holding niet als verzekeraar kon worden aangemerkt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd. De belanghebbenden hadden niet aangetoond dat de lijfrentepremies als tegenprestatie voor de overdracht van een onderneming waren bedongen. De uitspraak van het Hof werd op 19 oktober 2022 gedaan.