Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
.
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Als afzender is in de rechterbovenhoek vermeld:
Heffingen & Invordering’
heffingsambtenaar,
De nadere correspondentie over het hoger beroep heeft tussen het hof en de heffingsambtenaar plaatsgevonden.
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegde bestuursorgaan om beroep in cassatie in te stellen. De rechtsmiddelverwijzing zoals opgenomen in de bestreden uitspraak was onjuist. De heffingsambtenaar is daardoor op het verkeerde been gezet, waardoor hij namens het college van burgemeester en wethouders beroep in cassatie heeft ingesteld bij de Hoge Raad. Vervolgens heeft de Hoge Raad met toepassing van artikel 6:15, lid 1 Awb het beroepschrift in cassatie als hoger beroepschrift na afloop van de hoger beroepstermijn doorgestuurd naar het hof. Hierdoor kon de heffingsambtenaar niet meer binnen de hoger beroepstermijn op de gebruikelijke wijze hoger beroep instellen. De heffingsambtenaar heeft ter zitting van het hof bevestigd dat hij in het hoger beroep, zoals ook blijkt uit zijn correspondentie met het hof, niet optreedt namens het college van burgemeester en wethouders, maar als voor het hoger beroep bevoegde heffingsambtenaar.
Het hof acht het aannemelijk dat als de rechtbank de juiste rechtsmiddelverwijzing had vermeld, de heffingsambtenaar hoger beroep had ingesteld. Naar het oordeel van het hof mag deze gang van zaken, een onjuiste rechtsmiddelverwijzing in combinatie met het doorsturen buiten de hoger beroepstermijn, niet ten nadele van de heffingsambtenaar komen. Dat zou namelijk tegen de bedoeling van artikel 6:15 Awb ingaan, dat degene die een rechtsmiddel instelt bij een onbevoegde instantie beschermt. Het hof ziet niet in dat die bescherming de heffingsambtenaar in dit geval niet zou toekomen.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond;
- verklaart het incidenteel hoger beroep van belanghebbende ongegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing over het griffierecht en de vergoeding van immateriële schade;
- veroordeelt de minister in de kosten van het geding bij de rechtbank van € 218,75.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).