In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de naheffingsaanslagen kansspelbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd. De belanghebbende, een exploitant van kansspelautomaten, betwistte de naheffingsaanslagen en de verzuimboeten die door de inspecteur van de Belastingdienst waren opgelegd over de periode van september 2012 tot en met juli 2013. De belanghebbende stelde dat de kansspelbelasting in strijd is met artikel 401 van de BTW-richtlijn, en dat er schendingen zijn van het motiveringsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Tevens werd er een beroep gedaan op verboden staatssteun. Het hof oordeelde dat de naheffingsaanslagen in stand blijven en dat de verzuimboeten passend en geboden zijn. Het hof concludeerde dat de kansspelbelasting niet de wezenlijke kenmerken van een omzetbelasting bezit en dat de wetgever een consistente en neutrale regeling voor kansspelen heeft ingevoerd. De rechtbank had eerder de bezwaren van de belanghebbende ongegrond verklaard en het hof bevestigde deze uitspraak. De belanghebbende had geen bijzondere omstandigheden aangetoond die een afwijking van de wet rechtvaardigden. De uitspraak van het hof is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in cassatie te gaan.