Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.Procedure bij de kantonrechter
5.De vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling van het hoger beroep
[appellant] stelt in dit verband dat hij is gebruikt als ‘geldezel’ en dat de overeenkomst alleen is opgesteld omdat de bank vragen begon te stellen over de transacties via de bankrekening van [appellant] . De rechtsgevolgen uit deze overeenkomst heeft [appellant] nooit beoogd en hij heeft ook de middelen niet om de betalingsverplichtingen die met de overeenkomst in het leven zijn geroepen na te komen. Volgens [appellant] woonde hij, toen het drugslab werd opgerold, in een kamer in Duitsland, welke kamer hij huurde van [YY] GmbH waarvan [persoon A] en [persoon B] middellijk aandeelhouders zijn. Diezelfde [persoon A] en [persoon B] zijn (middellijk) vennoot van [XX] . [appellant] stelt nooit in de onroerende zaak te hebben gewoond, daar nooit te hebben verbleven, geen sleutel van de woning en/of de overige opstallen te hebben gehad en daar nooit enige activiteit te hebben ontplooid.
Een onderhandse akte levert ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring, tenzij dit zou kunnen leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat. Van deze uitzondering, dus dat er sprake is van een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat, is in het onderhavige geval geen sprake. Tegen dwingend bewijs staat tegenbewijs open (art. 151 lid 2 Rv). De kantonrechter heeft [appellant] dan ook terecht toegelaten tegenbewijs te leveren. De mogelijkheid tegenbewijs te leveren tegen de schriftelijke overeenkomst is niet beperkt tot de stelling dat anders is verklaard dan in die akte is opgenomen. Het tegenbewijs kan ook betrekking hebben op de stelling dat de in de akte opgenomen verklaring niet overeenstemt met de werkelijkheid (HR 13 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:848). Het staat de rechter vrij het tegenbewijs tegen een partijverklaring in een akte geleverd te achten indien hij op grond van de in het geding gebleken feiten bewezen acht dat de in de akte opgenomen verklaring onjuist is, aangezien de rechter vrijelijk aan een ieder feitelijk gegeven in het geding de bewijskracht kan hechten die hem goeddunkt (Parl. Gesch. Bewijsrecht 1988, p. 51; HR 5 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9314). Het tegenbewijs tegen de veronderstelde juistheid van een partijverklaring in een akte behoeft het door de akte geleverde bewijs slechts te ontzenuwen (HR 16 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:AZ0613). Het hof is van oordeel dat [appellant] daarin niet is geslaagd en overweegt daartoe als volgt.
Als u mij voorhoudt dat het hier gaat over een huurovereenkomst met betrekking tot een pand in [plaats B] dan kan ik daarover niets verklaren.(…)
verhuurder’,
huurder’,”
voornemenswas om in het gehuurde met zijn familie uit Litouwen een zorgboerderij met paarden te gaan opzetten wordt door [appellant] betwist. Deze stelling is verder ook niet onderbouwd. Evenmin is gesteld of gebleken dat [appellant] een bedrijf is gaan uitoefenen. De eerste vraag (zie hetgeen hiervoor is overwogen) wordt dus positief beantwoord: [appellant] handelde bij het aangaan van de huurkoopovereenkomst als consument.
Het gehuurde, bestemming
[adres A]
exclusief de Loods en de landbouwgrond.
Het hof zal de verwijzing naar de schadestaatprocedure procedure dan ook bekrachtigen. Indien die procedure aanhangig wordt gemaakt, zal daarin de vraag of en in hoeverre het crystal meth laboratorium ook daadwerkelijk tot schade heeft geleid voor [XX] verder behandeld moeten worden.
€ 205,00
- explootkosten € 135,97
- griffierechten € 798,00
€ 3.572,00(1 punt x tarief V € 3.572,00)