ECLI:NL:GHSHE:2025:2911

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
25/820
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet overleggen recente machtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat niet-ontvankelijk is verklaard. Het hoger beroep was ingesteld door de gemachtigde van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 april 2025, waarin het beroep van belanghebbende tegen een WOZ-beschikking ongegrond was verklaard. De heffingsambtenaar had de waarde van een onroerende zaak vastgesteld en een aanslag onroerendezaakbelastingen bekendgemaakt. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde niet de vereiste recente machtiging had overgelegd om het hoger beroep in te stellen. Ondanks een verzoek van het hof om een recente volmacht of een verklaring van belanghebbende, heeft de gemachtigde hier niet op gereageerd. Hierdoor heeft het hof geconcludeerd dat de gemachtigde niet bevoegd was om namens belanghebbende op te treden, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft geen griffierecht of proceskosten toegewezen, en de uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 25/820
Uitspraak op het door [gemachtigde 1] ( [naam kantoor 1] ) op naam van [belanghebbende] ingestelde hoger beroep
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 18 april 2025, nummer ROE 24/384, in het geding tussen
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg,
hierna: de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres] in [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 bekendgemaakt.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
1.4.
[gemachtigde 1] van [naam kantoor 1] (hierna: de gesteld gemachtigde dan wel [naam kantoor 1] ) heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in Mijn Rechtspraak geplaatst.
1.6.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2.Feiten

2.1.
De gesteld gemachtigde heeft op 1 februari 2024 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar. Als bijlage bij het beroepschrift is een machtiging van belanghebbende opgenomen die is ondertekend op 16 februari 2023 en waarin het volgende staat vermeld:
“Ik machtig de medewerkers van [naam kantoor 2] en eventueel door haar ingeschakelde derden om mij te vertegenwoordigen, voor mijn belang op te komen en in rechte op te treden in alle aangelegenheden omtrent de WOZ-beschikking 2023 voor mijn pand, waaronder de bezwaar- en (hoger)beroepsprocedure voor deze beschikking.
Ook geef ik opdracht aan mijn gemeente [gemeente] om de wettelijke vergoeding voor het inschakelen van juridische bijstand (proceskostenvergoeding) rechtstreeks op rekening van Eerlijke WOZ over te maken zodat Eerlijke WOZ haar dienst gratis aan mij
kan verlenen (cessie).”
2.2.
Als bijlage bij het beroepschrift is tevens een ‘doormachtiging’ van [gemachtigde 2] opgenomen die is ondertekend op 28 juni 2023 en waarin het volgende staat vermeld:
“Ondergetekende [gemachtigde 2] , in dit verband handelend in hoedanigheid van rechtsgeldig vertegenwoordiger van [naam kantoor 2] te [plaats] , verklaart bij deze volmacht te verlenen aan en te machtigen de heer [gemachtigde 3] dan wel ieder andere medewerker werkzaam bij [naam kantoor 1] , om op basis van de eerder door belastingplichtige afgegeven machtiging aan [naam kantoor 2] , de (hoger)beroepsprocedure te voeren aangaande het door [naam kantoor 2] behandelde bezwaar voor het belastingjaar 2023, onder welke werkzaamheden in ieder geval dienen te worden verstaan:
1. beroep en/of hoger beroep in te stellen, te verschijnen, ter zake het woord te
voeren en alle processuele handelingen te verrichten, welke de lasthebber
noodzakelijk, nuttig of wenselijk voorkomen;
2. al datgene te verrichten wat ondergetekenden, zelf tegenwoordig zijnde,
zouden mogen, moeten of kunnen doen, behoudens de gevallen waarin
ingevolge wettelijk voorschrift of bevel van de rechter de persoonlijke
verschijning van de lastgevers wordt vereist dan wel overlegging van een
bijzondere volmacht voorgeschreven is.
Hierbij wordt tevens de eerder door belastingplichtige bij voorbaat gecedeerde
vordering uit hoofde van eventueel te ontvangen proceskostenvergoedingen
overgedragen aan [naam kantoor 1] ”
2.3.
De gesteld gemachtigde heeft op 28 april 2025 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Als bijlage bij het hogerberoepschrift is de in 2.2 genoemde ‘doormachtiging’ opgenomen.
2.4.
Op 4 september 2025 heeft het hof het volgende bericht aan de gesteld gemachtigde gestuurd:
“U heeft in de zaak met bovengenoemd zaaknummer een hogerberoepschrift ingediend. Bij dat
hogerberoepschrift is een machtiging overgelegd.
Het hof verzoekt om
binnen vier weken na dagtekeningvan dit bericht:
- een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat u bent gemachtigd om het hogerberoepschrift in te dienen (een recente volmacht die niet ouder is dan 6 maanden voorafgaand aan het instellen van het hoger beroep); dan wel
- een verklaring over te leggen van degene van wie u stelt dat u namens hem of haar hoger beroep heeft ingesteld dat deze daarmee instemt.
(…)
Als u van deze mogelijkheid geen gebruik maakt, kan het beroep niet-ontvankelijk worden
verklaard. Dit betekent dat het gerechtshof uw hoger beroep niet (inhoudelijk) in behandeling neemt.
Ik geef u de mogelijkheid het verzuim uiterlijk 2 oktober 2025 te herstellen.”

3.Beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid
3.1.
Op grond van artikel 8:24, lid 2 in samenhang met artikel 8:108, lid 1, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de bestuursrechter een schriftelijke machtiging verlangen van een gemachtigde, niet zijnde een advocaat, om na te gaan of degene die zich als gemachtigde namens een belanghebbende aandient daartoe bevoegd is.
3.2.
Als reeds een machtiging is overgelegd, maar aanleiding bestaat om te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid ten tijde van het instellen van het (hoger) beroep, kan op die grond een nieuwe machtiging worden verlangd. [1]
3.3.
Het hof heeft de gesteld gemachtigde in deze procedure op 4 september 2025 het onder 2.4 genoemde bericht gestuurd. Het hof is hiertoe overgegaan:
(1) omdat in diverse andere zaken [2] waarin [naam kantoor 1] als (gesteld) gemachtigde optrad twijfels zijn gerezen over de bevoegdheid van [naam kantoor 1] om namens de desbetreffende belanghebbende (hoger) beroep in te stellen;
(2) gelet op het tijdsverloop tussen de door belanghebbende afgegeven machtiging op 16 februari 2023 en de datum van hoger beroep van 28 april 2025;
(3) vanwege de omstandigheid dat belanghebbende (in beginsel) aan een ander dan de gesteld gemachtigde een machtiging heeft gegeven om hem te vertegenwoordigen, namelijk aan medewerkers van [naam kantoor 2] ;
(4) omdat het geschil in hoger beroep beperkt is tot de vraag of belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
3.4.
De gesteld gemachtigde is door het hof in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een termijn van vier weken te herstellen door een recente volmacht te overleggen dan wel
een verklaring over te leggen van belanghebbende dat hij instemt met het hoger beroep. De gesteld gemachtigde heeft de gevraagde recente volmacht of verklaring niet overgelegd en heeft overigens in het geheel niet op het onder 2.4 genoemde bericht gereageerd. Het hof gaat er daarom van uit dat de gesteld gemachtigde niet bevoegd is om namens belanghebbende hoger beroep in te stellen en het hof zal op die grond het hoger beroep nietontvankelijk verklaren. De gesteld gemachtigde kan ook niet op eigen naam opkomen tegen de uitspraak van de rechtbank.
Tussenconclusie
3.5.
De slotsom is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
Ten aanzien van het griffierecht
3.6.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
3.7.. Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.

5.Beslissing

Het hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door C.W.M.M. Verkoijen, voorzitter, M.E. Smorenburg en J. Wessels, in tegenwoordigheid van E.A.D. Dockx, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst.
De griffier, De voorzitter,
E.A.D. Dockx C.W.M.M. Verkoijen
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Hoge Raad 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:840.
2.Onder meer de zaken die hebben geleid tot de uitspraken van het gerechtshof Amsterdam van 18 juni 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1648 en 24 september 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2670; het gerechtshof Den Haag van 26 september 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1915, ECLI:NL:GHDHA:2024:1916 en ECLI:NL:GHDHA:2024:1917, het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1441) en de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 28 mei 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1496. Verder is de gesteld gemachtigde de afgelopen maanden door het hof in diverse andere procedures verzocht om recente machtigingen te overleggen, maar is van de gesteld gemachtigde veelal geen reactie ontvangen op dergelijke verzoeken.