Uitspraak
Eerste Kamer
Nr. 16.032 (C 95/183)
AS
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
[verweerder] heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 19 mei 1993 de huurprijs van voormelde bedrijfsruimte met ingang van 18 september 1992 vastgesteld op 1.430,-- per maand exclusief BTW en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam.
Bij vonnis van 22 maart 1995 heeft de Rechtbank het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Koopmans strekt tot vernietiging van het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof aldaar.
(i) [verweerder] heeft bij schriftelijke huurovereenkomst van 30 mei 1979 met ingang van 1 juli 1979 van de rechtsvoorganger van [eiser] voor de duur van vijf jaren gehuurd de winkelruimte van het perceel aan de [a-straat 1] te [plaats] . Na ommekomst van die periode is de huurovereenkomst verlengd met een tijdvak van vijf jaar. Na 1 juli 1989 is de huurovereenkomst door blijven lopen voor onbepaalde tijd.
(ii) [eiser] is sinds 15 januari 1992 zakelijk gerechtigde van het perceel. De laatstelijk geldende huurprijs bedroeg ƒ 1073,50 per maand bij een vloeroppervlak van circa 55 m
2.
(iii) in 1979 heeft [verweerder] , daartoe voorzien van de benodigde vergunning, door middel van een aanbouw op de plaats van de voormalige binnenplaats en schuur, een uitbreiding van het gehuurde gerealiseerd. Door deze verbouwing is de vloeroppervlakte van het gehuurde vergroot met 100 m
2tot 155 m
2. De bouwvergunning heeft [verweerder] aangevraagd vóór het aangaan van de huurovereenkomst.
(iv) [eiser] verlangt een nadere vaststelling van de huurprijs voor de onderhavige bedrijfsruimte en heeft zich daartoe op de voet van art. 7A:1632
aBW tot de Kantonrechter gewend. Stellende dat tussen partijen geen overeenstemming bestaat over de aanpassing van de huurprijs na het verstrijken van de tweede huurperiode van vijf jaar en dat de thans geldende huurprijs onder het huurprijsniveau van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatste is komen te liggen, heeft hij gevorderd de huurprijs nader vast te stellen op ƒ 4.033,33 per maand.
ain verbinding met art. 1631
cBW rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van een binnenplaats, die bij het aangaan van de huurovereenkomst reeds de mogelijkheid in zich droeg de winkelruimte te vergroten.
[eiser] heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aangevoerd dat een dergelijke binnenplaats een factor is die op de huurprijs invloed kan zijn, temeer nu deze de mogelijkheid van uitbreiding reeds voor het aangaan van de huurovereenkomst door [verweerder] was onderkend, getuige zijn aanvraag voor een bouwvergunning op 21 mei 1979.
2heeft hij de huurprijs met ingang van 18 september 1992 vastgesteld op ƒ 1.430,-- per maand exclusief BTW.
De Rechtbank heeft het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd. Met betrekking tot het hiervoor in 3.2. vermelde standpunt van [eiser] komt het oordeel van de Rechtbank erop neer dat de aanwezigheid van een binnenplaats die de mogelijkheid biedt tot uitbreiding van het gehuurde, weliswaar van invloed kan zijn op de huurwaarde van het gehuurde maar dat met die mogelijkheid bij de nadere vaststelling van de huurprijs geen rekening kan worden gehouden omdat bij het aangaan van de huurovereenkomst tussen de voorganger van [eiser] en [verweerder] rekening is gehouden met de uitbreiding en de mogelijkheid daartoe in de huurprijs is verdisconteerd.
vernietigt het vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 22 maart 1995;
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op ƒ 637,92 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.
6 september 1996.