ECLI:NL:HR:2000:AA4115
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- J. Neleman
- M. Heemskerk
- H. Herrmann
- F. Fleers
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toerekening van uitlatingen van een advocaat aan de procureur in een desaveu-procedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen SEALANTS B.V. en Nedamco International B.V. en Nedamco North America Corporation. De zaak betreft een vordering tot ontkenning van gerechtelijke verrichtingen in een procedure voor de Rechtbank te Breda. Nedamco had eiseres SEALANTS B.V. gedagvaard en gevorderd dat bepaalde uitlatingen als niet gedaan zouden worden beschouwd. De Rechtbank te Breda heeft de vordering van Nedamco afgewezen, waarna Nedamco in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof vernietigde het vonnis van de Rechtbank en verklaarde de ontkenning deugdelijk, waarbij het vonnis van de Rechtbank nietig werd verklaard.
Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de gewraakte uitlating van de advocaat tijdens het pleidooi moet worden toegerekend aan de procureur, die de procespartij vertegenwoordigt. Dit betekent dat de vordering tot desaveu jegens de procureur moet worden toegewezen. De Hoge Raad heeft bevestigd dat de regeling in artikel 263 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de mogelijkheid biedt voor een procespartij om bepaalde door haar procureur verrichte proceshandelingen te ontkennen.
De Hoge Raad heeft het beroep van SEALANTS B.V. verworpen en de kosten van de procedure in cassatie aan eiseres opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de procureur in het proces en de gevolgen van uitlatingen gedaan door advocaten tijdens pleidooien, ongeacht hun rol in de procedure.