ECLI:NL:HR:2000:AA7914
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsgeschil over schadevergoeding na brand in bedrijfspand
In deze zaak gaat het om een geschil tussen Amev Schadeverzekering N.V. en twee verweersters, die beide een bedrijfspand huren en schade hebben geleden door een brand op 17 augustus 1993. De verweersters hebben Amev gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht, waarbij zij vorderden dat Amev hen zou vergoeden voor de schade die zij hadden geleden als gevolg van de brand. Amev heeft de vordering bestreden en aangevoerd dat zij niet tot schadevergoeding gehouden was op grond van artikel 294 van het Wetboek van Koophandel, omdat de brand het gevolg was van merkelijke schuld van de verweersters.
De Rechtbank heeft in een tussenvonnis een deskundigenonderzoek bevolen en uiteindelijk in een eindvonnis de vordering van de verweersters afgewezen, omdat zij merkelijke schuld aan de brand kon toerekenen. De verweersters hebben hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat in zijn tussenarresten van 24 juli 1997 en 24 september 1998 oordeelde dat niet vaststond dat de brand was veroorzaakt door onzorgvuldig gedrag van de verweersters. Het Hof heeft de vordering van de verweersters in beginsel toewijsbaar geacht, tenzij Amev kon bewijzen dat de brand was veroorzaakt door brandstichting.
Amev heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het Hof. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het aan Amev was om te bewijzen dat de brand door merkelijke schuld van de verweersters was veroorzaakt. De Hoge Raad vernietigt de arresten van het Gerechtshof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft ook de kosten van het geding in cassatie aan de verweersters opgelegd.