ECLI:NL:HR:2001:AB0746

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02587/00
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het cassatieberoep inzake verzekeringsplicht motorrijtuigen na inbeslagname

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van zevenhonderdtwintig gulden, subsidiair veertien dagen hechtenis, omdat hij niet had voldaan aan de verplichting om een verzekering te sluiten en in stand te houden voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, in strijd met de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De verdachte stelde in cassatie dat er geen wettelijke verplichting bestond om de auto te verzekeren, nu deze in justitieel beslag was genomen.

De Hoge Raad oordeelde dat de kentekenhouder, zolang het kenteken geldig is en niet geschorst, verzekeringsplichtig blijft, ongeacht of het voertuig in beslag is genomen. De enkele inbeslagneming van de auto beëindigt de verzekeringsplicht niet. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de verdachte, omdat de aangevoerde middelen niet konden leiden tot cassatie.

De uitspraak benadrukt de blijvende verzekeringsplicht van kentekenhouders onder de WAM, zelfs wanneer het voertuig in beslag is genomen. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de rechtsontwikkeling en de eenheid in de rechtspraak met betrekking tot de verzekeringsplicht voor motorrijtuigen.

Uitspraak

27 maart 2001
Strafkamer
nr. 02587/00
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen vonnis van de
Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 16 mei 2000, parketnummer
05/101599-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1968,
wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter te Arnhem van 19 januari 2000 - de verdachte ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheids-verzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden" veroordeeld tot een geldboete van zevenhonderdtwintig gulden, subsidiair veertien dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel huldigt de opvatting dat er geen wettelijke verplichting is de auto krachtens de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (verder: WAM) te verzekeren zodra de auto in justitieel beslag is genomen. In deze opvatting wordt miskend dat de kentekenhouder ingevolge art. 2, eerste lid, WAM verzekeringsplichtig is zolang aan hem een kenteken voor een motorrijtuig is opgegeven en de geldigheid van het kentekenbewijs niet op aanvraag van hem door de Dienst Wegverkeer is geschorst overeenkomstig art. 67, eerste lid, WVW 1994. De enkele inbeslagneming van de auto doet de verzekeringsplicht dan ook niet eindigen.
3.2. Het middel kan daarom niet slagen.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren
G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 27 maart 2001.