ECLI:NL:HR:2001:AB2438
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verval van instantie en betekening aan advocaat
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Gemeente Ubbergen en [verweerster]. De zaak betreft een geschil over de geldigheid van een exploit dat door [verweerster] aan de Gemeente is betekend, waarbij de Gemeente werd opgeroepen om te verschijnen voor het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Gemeente had eerder een exploit uitgebracht, maar het Hof verklaarde de instantie vervallen in de zaak onder rolnummer C9900978 en oordeelde dat het exploit van de Gemeente in de zaak onder rolnummer C9900974 geen effect sorteerde. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 11 oktober 1996, waarin het Gerechtshof te Arnhem werd verzocht om de zaak verder te behandelen.
De Hoge Raad oordeelt dat de betekening van het exploit aan de Gemeente op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, ondanks dat de advocaat van de Gemeente, mr. Marres, op 7 juli 1999 op eigen verzoek van het tableau is geschrapt. De Hoge Raad stelt vast dat er geen sprake was van een schorsing van het geding, en dat de termijn van drie jaren voor het indienen van een eis tot hervatting niet verlengd kan worden. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de Gemeente en veroordeelt haar in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.