ECLI:NL:HR:2003:AF0872
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ouderlijk gezag en uithuisplaatsing van een minderjarige
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van de moeder, die het ouderlijk gezag heeft over haar zoon, geboren op 17 november 1996. De minderjarige is bij beschikking van 29 november 1996 onder toezicht gesteld door de Kinderrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage. Deze ondertoezichtstelling is meermalen verlengd, laatstelijk bij beschikking van 9 oktober 2001, voor de periode van 29 november 2001 tot 29 februari 2002. De minderjarige verblijft sinds oktober 1997 in een pleeggezin op basis van een machtiging tot uithuisplaatsing, die ook verschillende keren is verlengd. De gezinsvoogdij-instelling heeft op 11 september 2000 een verzoek ingediend om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, wat door de Kinderrechter is goedgekeurd.
De moeder heeft tegen de beschikking van de Kinderrechter van 28 november 2000 hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof heeft de moeder bij beschikking van 13 februari 2002 niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de beschikking van de Kinderrechter van 28 november 2000, en de beschikking van de Kinderrechter van 9 oktober 2001 bekrachtigd. De moeder heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het Hof.
De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de moeder geen belang meer had bij het hoger beroep, omdat de geldigheidsduur van de machtiging inmiddels was verstreken. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de moeder, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar cassatieberoep. De beslissing van het Hof wordt bevestigd, en de overige middelen behoeven geen verdere behandeling.