ECLI:NL:HR:2003:AF3288
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 mei 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van ƒ 177.052 en een bedrag van ƒ 51.930 aan desinvesteringsbetalingen. Na bezwaar werd de aanslag verminderd, maar de belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop volgde cassatie.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende sinds 1 februari 1985 samen met A een café-restaurant exploiteerde in de vorm van een vennootschap onder firma. Er was correspondentie over de uittreding van de belanghebbende uit de vennootschap en de voortzetting van het café-restaurant door A. De belanghebbende droeg zijn aandeel in de vennootschap over aan een in oprichting zijnde besloten vennootschap (BV i.o.) en er werd een overeenkomst gesloten over de voortzetting van de onderneming door A.
De centrale vraag in cassatie was of het recht op een lijfrente, dat door de belanghebbende bij de BV werd bedongen, als tegenprestatie voor de overdracht van de onderneming kan worden aangemerkt volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof oordeelde dat de overdracht van de onderneming aan A vrijwel zeker was voordat de inbreng in de BV plaatsvond, en dat er geen sprake was van een overdracht als bedoeld in de wet. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verklaarde het beroep ongegrond, zonder termen voor een proceskostenveroordeling.