ECLI:NL:HR:2004:AO1990
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek tot wijziging van omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van een omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding. De vader, verzoeker tot cassatie, had een verzoek ingediend om de beschikking van de rechtbank Utrecht van 16 mei 2001 te wijzigen, waarin een omgangsregeling was vastgesteld voor hun minderjarige zoon, geboren op [geboortedatum] 1994. De moeder, verweerder in cassatie, had op 26 juli 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank om deze omgangsregeling te beëindigen. De rechtbank heeft op 11 september 2002 de omgangsregeling beëindigd, waarop de vader in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank op 27 maart 2003.
De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. In de cassatieprocedure heeft de moeder verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de vader in het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop en E.J. Numann, met de uitspraak door raadsheer A. Hammerstein op 19 maart 2004.