ECLI:NL:HR:2004:AO1990

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/074HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek tot wijziging van omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van een omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding. De vader, verzoeker tot cassatie, had een verzoek ingediend om de beschikking van de rechtbank Utrecht van 16 mei 2001 te wijzigen, waarin een omgangsregeling was vastgesteld voor hun minderjarige zoon, geboren op [geboortedatum] 1994. De moeder, verweerder in cassatie, had op 26 juli 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank om deze omgangsregeling te beëindigen. De rechtbank heeft op 11 september 2002 de omgangsregeling beëindigd, waarop de vader in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank op 27 maart 2003.

De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. In de cassatieprocedure heeft de moeder verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de vader in het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop en E.J. Numann, met de uitspraak door raadsheer A. Hammerstein op 19 maart 2004.

Uitspraak

19 maart 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/074HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De moeder],
verblijfhoudende te Nederland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 26 juli 2002 ter griffie van de rechtbank te Utrecht ingediend verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van deze rechtbank van 16 mei 2001 te wijzigen en de omgangsregeling tussen verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - en de uit een relatie van partijen op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] geboren minderjarige [de zoon] te beëindigen.
De vader heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 11 september 2002 beslist dat de bij beschikking van deze rechtbank van 16 mei 2001 vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige wordt beëindigd.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 27 maart 2003 heeft het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 19 maart 2004.