ECLI:NL:HR:2005:AR5101
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor diefstal en oplichting met herstel van bewezenverklaring
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal en oplichting, waarbij het Hof de verdachte een gevangenisstraf van twintig maanden oplegde, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. De Hoge Raad heeft de motiveringsklachten van de verdachte verworpen, omdat deze niet voldeden aan de eisen voor een middel van cassatie. De klacht over de afwijzing van een aanhoudingsverzoek werd eveneens afgewezen, met verwijzing naar de conclusie van de Advocaat-Generaal.
De Hoge Raad heeft de bewezenverklaring van de diefstal verbeterd door een onjuiste kwalificatie te herstellen. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring van de diefstal door de verdachte en zijn mededaders niet correct was, omdat de kwalificatie als 'diefstal' niet voldeed. In plaats daarvan werd de kwalificatie aangepast naar 'diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking'.
De Hoge Raad heeft ook de bewezenverklaring van de oplichting herzien, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de oplichting van de benadeelden. De Hoge Raad heeft de onderdelen van de tenlastelegging die als gevolg van een kennelijke vergissing in de bewezenverklaring waren opgenomen, hersteld. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden en er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.