ECLI:NL:HR:2005:AS3518

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/150HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen

In deze zaak hebben verzoekers tot cassatie, de ouders van een aantal minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De Raad voor de Kinderbescherming had op 22 mei 2003 verzocht om de ondertoezichtstelling van hun kinderen, wat door de kinderrechter op 3 juni 2003 werd toegewezen. De kinderen werden onder toezicht gesteld voor een periode van een jaar, met benoeming van de Ambulante Jeugdbescherming en Jeugdhulpverlening van de Stichting Leger des Heils als gezinsvoogdij-instelling. De ouders gingen in hoger beroep tegen deze beschikking, maar het gerechtshof bekrachtigde de beslissing op 2 oktober 2003. Hierna hebben de ouders cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de duur van de ondertoezichtstelling inmiddels was verstreken, waardoor de ouders geen belang meer hadden bij hun beroep. Dit was het geval, ondanks het feit dat de ondertoezichtstelling voor de vier oudste kinderen op 3 juni 2004 was verlengd. De advocaat van de ouders had eerder aangegeven dat het cassatieverzoek voor deze vier kinderen was ingetrokken. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de ouders niet-ontvankelijk verklaard moesten worden in hun cassatieberoep.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 21 januari 2005 de ouders niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep, wat betekent dat hun verzoek om cassatie niet verder in behandeling werd genomen. Deze uitspraak werd gedaan door de raadsheren J.B. Fleers, P.C. Kop en E.J. Numann, en openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

21 januari 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/150HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoekster 1],
2. [Verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 22 mei 2003 ter griffie van de rechtbank te Utrecht ingekomen verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de raad voor de kinderbescherming - zich gewend tot de kinderrechter aldaar en verzocht de hierna te noemen minderjarige kinderen [...] van verzoekers tot cassatie onder toezicht te stellen:
1. [kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
2. [kind 2], geboren te [geboorteplaats], België, op [geboortedatum] 1989,
3. [kind 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
4. [kind 4], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
5. [kind 5 ], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
6. [kind 6], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
7. [kind 7], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
8. [kind 8], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000.
De Kinderrechter heeft op 3 juni 2003 de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld en bij beschikking van diezelfde dag alle voornoemde kinderen voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld met benoeming van de Ambulante Jeugdbescherming en Jeugdhulpverlening van de Stichting Leger des Heils (A.J.L.) als gezinsvoogdij-instelling.
Tegen deze beschikking hebben verzoekers tot cassatie - verder te noemen: de ouders - hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 2 oktober 2003 heeft het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben de ouders beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raad voor de kinderbescherming heeft geen verweerschrift ingediend.
De advocaat van de ouders heeft bij brief van 12 juli 2004 de Hoge Raad bericht dat de ondertoezichtstelling ten aanzien van de vier oudste kinderen met ingang van 3 juni 2004 niet is verlengd en dat het cassatieverzoek ten aanzien van deze vier kinderen is ingetrokken.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de ouders in hun cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De duur van de ondertoezichtstelling is door de rechtbank bij haar door de bestreden beschikking bekrachtigde beschikking bepaald op een jaar, zodat de termijn waarvoor die maatregel gold inmiddels is verstreken. Om deze reden hebben de ouders geen belang bij hun beroep, waaraan niet afdoet dat de ondertoezichtstelling ingaande 3 juni 2004 met een jaar is verlengd, zodat zij in dat beroep niet kunnen worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 21 januari 2005.