ECLI:NL:HR:2005:AT7588
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van de bestuurder bij verdenking van alcoholgebruik en de gevolgen voor de Wegenverkeerswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het niet voldoen aan een ademonderzoek, nadat hij op 6 juli 2002 in Rijswijk werd aangetroffen op de bestuurdersstoel van een stilstaand voertuig met draaiende motor. De politie had de verdachte aangetroffen na meldingen van omstanders die vreesden dat hij onwel was geworden. De verdachte ontkende te hebben gereden en verklaarde dat hij in de auto zat te wachten op zijn (ex-)vrouw. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende verdenking was om de verdachte als bestuurder aan te merken, maar het Hof oordeelde dat de omstandigheden voldoende grond gaven voor de verbalisanten om te vermoeden dat de verdachte onder invloed van alcohol had gereden.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de verdachte terecht als bestuurder kon worden aangemerkt. De Hoge Raad stelde vast dat onder 'bestuurder' in de Wegenverkeerswet 1994 moet worden verstaan degene die ervan wordt verdacht als bestuurder van een voertuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van die wet. Het Hof had op basis van de feiten en omstandigheden, waaronder de aanwezigheid van alcohol en de situatie waarin de verdachte werd aangetroffen, terecht geoordeeld dat er voldoende verdenking was. Het beroep in cassatie werd verworpen, en de eerdere uitspraak van het Hof bleef in stand, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een taakstraf en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen.