ECLI:NL:HR:2006:AU5632
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Verbeurdverklaring en getuigenverzoek in strafzaak op basis van Opiumwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in Albanië en ten tijde van de cassatie gedetineerd, was veroordeeld voor het medeplegen van feiten die in strijd zijn met de Opiumwet. De verdediging had een verzoek ingediend om de politieapotheker als deskundige te horen over de betrouwbaarheid van een narco-tester onderzoek, dat had aangetoond dat in beslag genomen poeder cocaïne zou zijn. De Hoge Raad oordeelde dat de aan het verzoek verbonden voorwaarde was vervuld, en dat er een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek vereist was. Het hof had dit verzuimd, wat leidde tot nietigheid van de uitspraak.
Daarnaast werd er geklaagd over de verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 15.350,-. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering voor deze verbeurdverklaring onvoldoende was, omdat niet duidelijk was aangetoond dat het geld was gebruikt voor de bewezenverklaarde feiten. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering en de noodzaak om verzoeken van de verdediging serieus te nemen in het strafproces.