ECLI:NL:HR:2006:AV2923
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en redelijke termijn in bestuursrecht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van V.o.f. X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 2 februari 2005, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997. De naheffingsaanslag bedroeg ƒ 8664, met een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent, waarvan bij het vaststellen van de aanslag tot op 50 procent kwijtschelding is verleend. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en verminderde de verhoging tot € 1867. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de Staatssecretaris van Financiën bevoegd was om een verweerschrift in te dienen, en dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad stelt vast dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de lange duur van de procedure rechtvaardigen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, maar enkel voor zover deze betrekking heeft op het kwijtscheldingsbesluit. De opgelegde verhoging wordt kwijtgescholden tot een bedrag van ƒ 3898 (€ 1768). Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan de zijde van belanghebbende.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en C. Schaap, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2006.