ECLI:NL:HR:2007:AY5944
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Recht op aftrek van voorbelasting bij gedeeltelijk privé-gebruik van een investeringsgoed
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De belanghebbenden, P. Charles en T.S. Charles-Tijmens, hadden een bungalow die zowel voor zakelijke als privé-doeleinden werd gebruikt. De Inspecteur had de teruggaaf van omzetbelasting beperkt tot een deel van het bedrag dat in rekening was gebracht, omdat het goed gedeeltelijk voor privé-doeleinden werd gebruikt. De belanghebbenden stelden dat zij recht hadden op volledige aftrek van de voorbelasting op basis van de Zesde richtlijn van de Europese Unie.
De Hoge Raad heeft de vraag beantwoord of de nationale wetgeving in strijd is met de Zesde richtlijn, die bepaalt dat belastingplichtigen het recht hebben om de volledige BTW af te trekken op investeringsgoederen die voor gemengde doeleinden worden gebruikt. De Hoge Raad oordeelde dat de nationale regeling niet in de weg staat aan het recht op volledige aftrek, mits de belastingplichtige kan aantonen dat het goed voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verleende de belanghebbenden een aanvullende teruggaaf van omzetbelasting voor het tijdvak van 1 april 1997 tot en met 30 juni 1997.
Daarnaast werd de Minister van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De Hoge Raad ging voorbij aan het verzoek van de belanghebbenden om de proceskosten te baseren op de werkelijke kosten, omdat er onvoldoende bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Dit arrest bevestigt de noodzaak voor nationale wetgeving om in overeenstemming te zijn met Europese richtlijnen, vooral in gevallen waar belastingplichtigen hun rechten op aftrek willen uitoefenen.