ECLI:NL:HR:2008:BC2307
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak in afpersingszaak met geweld en bedreiging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door de Advocaat-Generaal tegen de vrijspraak van de rechtbank in een strafzaak waarin de verdachten werden beschuldigd van afpersing met geweld en bedreiging. De feiten zijn als volgt: de verdachten zouden in de periode van 6 tot en met 8 oktober 2003 in Rotterdam hebben geprobeerd om met geweld en bedreiging een geldbedrag van 20.000 euro af te dwingen van slachtoffers. De rechtbank had de verdachten vrijgesproken, omdat de verklaringen van de slachtoffers inconsistent waren en er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De Advocaat-Generaal bij het Hof had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof voor een nieuwe behandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de door de Advocaat-Generaal aangevoerde argumenten niet onbegrijpelijk had verworpen. Het Hof had de vrijspraak van de rechtbank bevestigd en was van mening dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachten bij de afpersing. De Hoge Raad benadrukte dat de selectie en waardering van het bewijsmateriaal aan het Hof is voorbehouden en dat het Hof niet gehouden was om zijn oordeel nader te motiveren, ook niet in het licht van artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof.