ECLI:NL:HR:2009:BH9929
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over rechtsgeldigheid van binnentreden zonder ondertekende machtiging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1977 en wonende te [woonplaats], was in hoger beroep vrijgesproken van een tenlastegelegde overtreding van de Opiumwet. De verdediging voerde aan dat de verbalisanten onrechtmatig in zijn woning waren binnengetreden, omdat er geen ondertekende machtiging tot binnentreden in het strafdossier aanwezig was. De verdediging betwistte de juistheid van een aanvullend proces-verbaal waarin werd verklaard dat de machtiging wel degelijk was getoond aan de verdachte en de medebewoner van de woning.
De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van een handtekening op de machtiging niet automatisch leidt tot bewijsuitsluiting. Het hof had geoordeeld dat het binnentreden rechtsgeldig had plaatsgevonden, en dat oordeel werd door de Hoge Raad niet onbegrijpelijk geacht. De Hoge Raad concludeerde dat de eis van de verdediging, dat de machtiging tot binnentreden bij de stukken van het geding moest zijn gevoegd, geen steun vond in het recht. De redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar dit had geen rechtsgevolg voor de uitspraak.
Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het cassatieberoep, waarmee de beslissing van het hof in stand bleef. Dit arrest benadrukt de mogelijkheid dat een binnentreden met een niet-ondertekende machtiging toch rechtsgeldig kan zijn, mits er andere bewijsstukken zijn die de rechtmatigheid van het binnentreden ondersteunen.