ECLI:NL:HR:2010:BL3178

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01220 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in Antilliaanse drugszaken met vrijspraak van betrokkenen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De zaak betreft profijtontneming in het kader van drugshandel, waarbij de betrokkene, geboren in 1974 en gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Bon Futuro' op Curaçao, was vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten. Het Hof had echter bij de bepaling van het ontnemingsbedrag ten onrechte rekening gehouden met voordelen die gerelateerd waren aan feiten waarvan de betrokkene was vrijgesproken. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet correct had geschat, en verwees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof voor herbehandeling.

De betrokkene was in de hoofdzaak vrijgesproken van het transport van cocaïne, waarbij hij samen met anderen betrokken was. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof bij de berekening van het ontnemingsbedrag ten onrechte het voordeel dat aan deze vrijgesproken feiten was gerelateerd, had betrokken. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en verwijzing naar het Gemeenschappelijk Hof, wat de Hoge Raad heeft bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van ontnemingsvorderingen, vooral wanneer er sprake is van vrijspraken in de hoofdzaak. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de grenzen van profijtontneming in drugszaken, waarbij de rechten van de betrokkene centraal staan.

Uitspraak

20 april 2010
Strafkamer
nr. 09/01220 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 22 januari 2009, nummer HAR 45/2008, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring "Bon Futuro" op Curaçao (Nederlandse Antillen).
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. I. van Straalen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof mede een betalingsverplichting heeft opgelegd ter ontneming van voordeel dat is verkregen uit een feit waarvan de betrokkene is vrijgesproken.
2.2.1. Het Hof heeft in de hoofdzaak ten laste van de betrokkene onder 1 bewezenverklaard:
"dat hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 2 januari 2005 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft uitgevoerd (daaronder mede begrepen uitvoer in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960), telkens een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumlandsverordening 1960, hebbende hij, verdachte, toen aldaar, telkens opzettelijk:
- getracht die hoeveelheid cocaïne met behulp van drugskoeriers vanaf de luchthaven Hato middels een vliegtuig naar het buitenland te vervoeren of te laten vervoeren
of
- die hoeveelheid cocaïne met behulp van drugskoeriers vanaf de luchthaven Hato middels een vliegtuig naar het buitenland vervoerd of laten vervoeren onder meer:
- omstreeks einde schooljaar 2003-2004 o.a. via de koeriers [betrokkene 1]/[betrokkene 2];
- omstreeks 2 juli 2004 o.a. via koeriers [betrokkene 3] /[betrokkene 2]/[betrokkene 4];
- op 21 september 2004 o.a. via koeriers [betrokkene 4] /[betrokkene 5]/[betrokkene 6];
- op 2 januari 2005 o.a. via koeriers [betrokkene 3]/[betrokkene 1]."
2.2.2. Aan de verdachte was eveneens tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 2 juli 2004 opzettelijk met behulp van de drugskoerier [betrokkene 7] een hoeveelheid cocaïne vanaf de luchthaven Hato middels een vliegtuig naar het buitenland heeft trachten te vervoeren dan wel laten vervoeren of heeft vervoerd dan wel laten vervoeren. Van dat onderdeel van de tenlastelegging heeft het Hof de verdachte vrijgesproken.
2.3.1. Het bestreden vonnis houdt omtrent de schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel het volgende in:
"Het Hof begroot de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel op het totaalbedrag dat veroordeelde heeft verkregen middels de transporten nr. 7 en nr. 10, zoals berekend in het rapport 190820080903 AMB betreffende de nadere berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, derhalve op ANG 98.020."
2.3.2. Het Hof heeft, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, tot het bewijs gebezigd een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de opsporingsambtenaar:
"Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Wederrechtelijk verkregen voordeel transport nummer 7 [betrokkene 8] en [betrokkene] werden beiden door het Hof veroordeeld voor transport nummer 7. Het betreft een drugstransport waarbij onder andere de koeriers [betrokkene 2], [betrokkene 7] en [betrokkene 4], respectievelijk 800 gram, 500 gram en 1.000 gram cocaïne hebben uitgevoerd. Er werd dus een totaal van 2.3 kilo cocaïne door voornoemde koeriers uitgevoerd. Het wederrechtelijk verkregen voordeel per verdachte van transport 7 betreft (2.3 x ANG 29.000,-):2= ANG 33.050,- (...)."
2.4. De betrokkene is in de hoofdzaak vrijgesproken van het - door het Hof als 'transport nr. 7' aangeduide - onder 1 tenlastegelegde wat betreft het transport waarbij de koerier [betrokkene 7] was betrokken. Gelet daarop heeft het Hof bij het ontnemingsbedrag ten onrechte het in de bestreden uitspraak aan dat feit gerelateerde voordeel betrokken (vgl. EHRM 1 maart 2007, nr 30810/03 (Geerings tegen Nederland), NJ 2007, 349).
2.5. Het middel is derhalve gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 20 april 2010.