ECLI:NL:HR:2010:BL3178
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming in Antilliaanse drugszaken met vrijspraak van betrokkenen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De zaak betreft profijtontneming in het kader van drugshandel, waarbij de betrokkene, geboren in 1974 en gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Bon Futuro' op Curaçao, was vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten. Het Hof had echter bij de bepaling van het ontnemingsbedrag ten onrechte rekening gehouden met voordelen die gerelateerd waren aan feiten waarvan de betrokkene was vrijgesproken. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet correct had geschat, en verwees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof voor herbehandeling.
De betrokkene was in de hoofdzaak vrijgesproken van het transport van cocaïne, waarbij hij samen met anderen betrokken was. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof bij de berekening van het ontnemingsbedrag ten onrechte het voordeel dat aan deze vrijgesproken feiten was gerelateerd, had betrokken. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en verwijzing naar het Gemeenschappelijk Hof, wat de Hoge Raad heeft bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van ontnemingsvorderingen, vooral wanneer er sprake is van vrijspraken in de hoofdzaak. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de grenzen van profijtontneming in drugszaken, waarbij de rechten van de betrokkene centraal staan.