ECLI:NL:HR:2010:BM0476
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Verenigbaarheid van navorderingsaanslag met EG-recht inzake buitenlandse tegoeden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2010 uitspraak gedaan over de verenigbaarheid van een navorderingsaanslag met het Europese recht, specifiek met betrekking tot buitenlandse tegoeden. De zaak betreft een beroep in cassatie van X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 augustus 2006. De Hoge Raad heeft eerder, in een arrest van 25 april 2008, het geding geschorst in afwachting van een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Dit Hof heeft op 11 juni 2009 geoordeeld dat de artikelen 49 en 56 EG niet in de weg staan aan een langere navorderingstermijn voor buitenlandse tegoeden, mits er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van deze tegoeden. De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de belastingautoriteiten van een lidstaat een langere navorderingstermijn mogen toepassen voor buitenlandse tegoeden, wanneer deze tegoeden zijn verzwegen en er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan ervan. Dit geldt ook als de buitenlandse tegoeden in een lidstaat zijn aangehouden die een bankgeheim kent. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de zijde van belanghebbende. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenredige behandeling van binnenlandse en buitenlandse tegoeden in het belastingrecht, en de waarborgen voor een effectieve belastingheffing.