ECLI:NL:HR:2010:BN4768

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/05164 W
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de omzetting van een Frans vonnis en de in mindering te brengen tijd in overleveringsdetentie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Breda. De zaak betreft een verzoek van de Republiek Frankrijk tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing tegen de veroordeelde, die in Nederland in overleveringsdetentie heeft doorgebracht. De veroordeelde, geboren in 1951, was ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in De Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting 'De Marstal' te Zeeland. De advocaat van de veroordeelde, mr. B.P. de Boer, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover de Rechtbank heeft verzuimd artikel 31, tweede lid, van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) toe te passen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de tijd die de veroordeelde in Nederland in overleveringsdetentie heeft doorgebracht, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en bepaald dat de tijd in overleveringsdetentie bij de uitvoering van de straf in mindering zal worden gebracht. De overige middelen van cassatie zijn verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de correcte toepassing van de WOTS en de rechten van de veroordeelde met betrekking tot de tijd die in detentie is doorgebracht.

Uitspraak

21 september 2010
Strafkamer
nr. 09/05164 W
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda van 7 december 2009, nummer 02/810021-09, omtrent een verzoek van de Republiek Frankrijk tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing tegen:
[Veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in De Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting "De Marstal" te Zeeland.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover de Rechtbank heeft verzuimd art. 31, tweede lid, WOTS toe te passen ten aanzien van de door de veroordeelde in Nederland in overleveringsdetentie doorgebrachte tijd, tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf met het gedeelte van de opgelegde straf dat reeds in Nederland in overleveringsdetentie is doorgebracht en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank heeft verzuimd te bevelen dat bij de tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf de tijd die hij in Nederland in overleveringsdetentie heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
3.2. Op de gronden als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 15 tot en met 20 moet worden aangenomen dat ook de door de veroordeelde in Nederland in overleveringsdetentie doorgebrachte tijd bij de uitvoering van de straf in mindering moet worden gebracht.
3.3. De Rechtbank heeft toelaatbaar verklaard de tenuitvoerlegging van de beslissing van de Cour d'Appel te Montpellier, waarbij veroordeelde was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De Rechtbank heeft verlof verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van genoemde beslissing en veroordeelde wegens overtreding van art. 3, aanhef en onder A, in verbinding met art. 11, vierde lid, Opiumwet een gevangenisstraf opgelegd van 36 maanden. Voorts heeft de Rechtbank bevolen dat de tijd welke de veroordeelde in Frankrijk ter uitvoering van de hem aldaar opgelegde sanctie, met het oog op zijn overbrenging naar Nederland en uit hoofde van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van zijn vrijheid beroofd is geweest, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.
3.4. De stukken van het geding houden in dat de veroordeelde in de onderhavige zaak in Nederland enige tijd in overleveringsdetentie heeft doorgebracht. De Rechtbank heeft evenwel verzuimd te bevelen dat die in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde staf.
3.5. Het middel klaagt daarover terecht. De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, doen wat het Hof had behoren te doen.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover de Rechtbank heeft verzuimd te bevelen dat de door de veroordeelde als gevolg van het Franse overleveringsverzoek in Nederland in overleveringsdetentie doorgebrachte tijd bij de uitvoering van de opgelegde staf in mindering zal worden gebracht;
beveelt dat op de opgelegde gevangenisstraf, naast de reeds in mindering gebrachte tijd die de veroordeelde in Frankrijk van zijn vrijheid beroofd is geweest ter uitvoering van de hem aldaar opgelegde sanctie, met het oog op zijn overbrenging naar Nederland en uit hoofde van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, in mindering zal worden gebracht de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in Nederland in overleveringsdetentie heeft doorgebracht ingevolge het verzoek van Frankrijk om overlevering;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 21 september 2010.