ECLI:NL:HR:2012:BW4002
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- A.H.T. Heisterkamp
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over teruggeleiding van een achtergehouden kind volgens het Haags Verdrag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggeleiding van een achtergehouden kind. De moeder, die in cassatie ging, was betrokken bij een geschil over de verblijfplaats van haar kind, dat door de vader in de Verenigde Staten werd gehouden. De moeder had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 12 oktober 2011 een beschikking had gegeven. Deze beschikking werd vervolgens door het gerechtshof te Leeuwarden op 22 november 2011 bevestigd. De Centrale Autoriteit, belast met de taak van centrale autoriteit in het kader van het Haags Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, heeft verzocht het cassatieberoep van de moeder te verwerpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekte ook tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van de moeder heeft hierop gereageerd met een brief op 4 mei 2012.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechtbanken in stand zijn gebleven. Deze uitspraak benadrukt het belang van de toepassing van het Haags Verdrag en de rol van de Centrale Autoriteit in dergelijke internationale geschillen.