ECLI:NL:HR:2012:BW4002

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05548
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over teruggeleiding van een achtergehouden kind volgens het Haags Verdrag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggeleiding van een achtergehouden kind. De moeder, die in cassatie ging, was betrokken bij een geschil over de verblijfplaats van haar kind, dat door de vader in de Verenigde Staten werd gehouden. De moeder had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 12 oktober 2011 een beschikking had gegeven. Deze beschikking werd vervolgens door het gerechtshof te Leeuwarden op 22 november 2011 bevestigd. De Centrale Autoriteit, belast met de taak van centrale autoriteit in het kader van het Haags Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, heeft verzocht het cassatieberoep van de moeder te verwerpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekte ook tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van de moeder heeft hierop gereageerd met een brief op 4 mei 2012.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechtbanken in stand zijn gebleven. Deze uitspraak benadrukt het belang van de toepassing van het Haags Verdrag en de rol van de Centrale Autoriteit in dergelijke internationale geschillen.

Uitspraak

8 juni 2012
Eerste Kamer
11/055482
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
DIRECTIE CONTROL, BEDRIJFSVOERING EN JURIDISCHE EN INTERNATIONALE ZAKEN, AFDELING JURIDISCHE EN INTERNATIONALE ZAKEN, VAN HET MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE, BELAST MET DE TAAK VAN CENTRALE AUTORITEIT,
gevestigd te 's-Gravenhage,
zowel optredend voor zichzelf als voor [de vader],
wonende te [woonplaats], Texas, Verenigde Staten van Amerika,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. M.M. van Asperen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Centrale Autoriteit.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 401435 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, nevenzittingsplaats 's-Gravenhage, van 12 oktober 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.096.314 van het gerechtshof te Leeuwarden van 22 november 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Centrale Autoriteit heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 4 mei 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 8 juni 2012.