ECLI:NL:HR:2012:BW6184
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1984 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in het Penitentiair Complex te Scheveningen, had beroep in cassatie ingesteld. De advocaten van de verdachte, mr. B.P. de Boer en mr. T. de Bont, hebben middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Silvis concludeerde tot strafvermindering vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de eerste cassatiefase, maar verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelde dat er in de eerste cassatiefase sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, maar niet in de appelfase. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd tot elf jaren en zeven maanden. De Hoge Raad oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in de eerste cassatiefase, waarbij meer dan zestien maanden verstreken waren tussen het instellen van cassatie en de uitspraak, aanleiding gaf tot strafvermindering. De beslissing van het Hof dat er geen overschrijding was in de appelfase werd door de Hoge Raad bevestigd, maar de straf werd verlaagd om doelmatigheidsredenen. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.