ECLI:NL:HR:2012:BX5638

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02851
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige overheidsdaad en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door eisers, waaronder Rampart Capital Corp, tegen de Staat der Nederlanden. De eisers vorderden schadevergoeding in verband met de toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen en strafvervolging, waarbij zij zich beriepen op een onrechtmatige overheidsdaad. De zaak was eerder behandeld door de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof te 's-Gravenhage, waartegen eisers cassatie hebben ingesteld. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraken van de lagere rechters bevestigd en het cassatieberoep verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte ook tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 5.965,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

12 oktober 2012
Eerste Kamer
11/02851
DV/EP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats], Canada,
3. RAMPART CAPITAL CORP,
gevestigd te West Vancouver, Canada,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Veiligheid en Justitie,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mr. K. Teuben en mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 300634 HA ZA 08-365 van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 6 februari 2008;
b. het arrest in de zaak 105.007.775/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 februari 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de Staat toegelicht door zijn advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 26 juli 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 5.965,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 12 oktober 2012.