Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
26 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de kwalificatie van een tongzoen in het kader van het strafrecht, specifiek in relatie tot de artikelen 242 tot en met 249 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, waarbij het hof had geoordeeld dat het geven van een tongzoen als seksueel binnendringen van het lichaam kon worden gekwalificeerd. De Hoge Raad heeft echter verduidelijkt dat een tongzoen op zichzelf niet kan worden aangemerkt als verkrachting in de zin van artikel 242 Sr. Dit arrest is een vervolg op het eerder uitgesproken 'tongzoen II-arrest' van 12 maart 2013, waarin de Hoge Raad al had aangegeven dat de kwalificatie van verkrachting niet van toepassing is op een tongzoen.
De Hoge Raad heeft in deze uitspraak benadrukt dat, hoewel een tongzoen een seksuele strekking heeft, het niet gelijkgesteld kan worden aan geslachtsgemeenschap of andere ernstiger inbreuken op de seksuele integriteit. De Hoge Raad heeft de eerdere interpretatie van artikel 242 Sr herzien en vastgesteld dat de eisen van rechtszekerheid niet in de weg staan aan deze herinterpretatie. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de zaak, waarbij de eerdere kwalificatie van de handelingen van de verdachte als verkrachting niet meer kan worden gehandhaafd. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de strafrechtelijke kwalificatie van seksuele handelingen en de bescherming van de seksuele integriteit.