Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] , Oostenrijk,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
- i) [erflater] (hierna: erflater) heeft op 23 juni 1997 bij notariële akte verleden voor notaris mr. R.P. Kroes een uiterste wilsbeschikking (testament) gemaakt, waarbij hij zijn vier kinderen (thans eisers tot cassatie onder 2 en 3 en verweerders in cassatie), gezamenlijk en voor gelijke delen, tot zijn enige erfgenamen heeft benoemd.
- ii) Erflater heeft daarbij aan zijn echtgenote (thans eiseres tot cassatie onder 1) een keuzelegaat vermaakt, alsmede een vruchtgebruiklegaat over de rest van de nalatenschap. Als executeur heeft erflater bij zijn testament aangewezen mr. L.M.H.F.P. van Strien.
- iii) Het testament van erflater bevat - onder meer - de volgende bepaling:
- iv) Erflater is overleden op 20 februari 2004.
- v) Op 2 maart 2004 heeft verweerder in cassatie
- vi) Bij brief van 23 augustus 2007 heeft de executeur aan de erfgenamen voorgelegd een document ‘akte vaststelling deelgerechtigdheid inzake de nalatenschap van [erflater] , alsmede rekening en verantwoording executeur’. In dat document heeft de executeur ten laste van [verweerders] de inwerkingtreding van artikel VI onder 4 van het testament verwerkt en de gerechtigdheid van de deelgenoten berekend. Volgens die berekening waren [verweerders] gerechtigd tot (ieder) € 387.338,-- en eisers tot cassatie onder 2 en 3 tot (ieder) € 645.562,--.
- vii) In verband met de nalatenschap van erflater zijn bij gerechtelijke en tuchtrechtelijke instanties diverse procedures gevoerd.
4.Beslissing
20 november 2015.