Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te Groningen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
(rov. 4.6)
4.Beslissing
16 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de uitoefening van de bevoegdheden van de curator in het faillissement van [verzoeker]. Op 4 april 2013 werd [verzoeker] in staat van faillissement verklaard, waarbij de curator werd benoemd. De curator stelde op 15 januari 2014 een termijn van zes maanden in voor SNS Bank om tot executie van de woning van [verzoeker] over te gaan. [Verzoeker] verzocht de rechter-commissaris om deze termijnstelling ongedaan te maken, omdat hij en zijn gezin door de executie op straat zouden komen te staan. De rechter-commissaris oordeelde dat de curator de termijn niet mocht opheffen, maar dat de curator moest afzien van de executie van de woning, wat de rechtbank later vernietigde. De rechtbank oordeelde dat de curator bevoegd was om de woning op te eisen en te verkopen, omdat dit in het belang van de boedel was. In cassatie werd de vraag behandeld of de curator misbruik maakte van zijn bevoegdheid door de termijn te stellen en de woning te willen verkopen, gezien de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank had miskend dat de curator geen rechtens te respecteren belang had bij de termijnstelling en dat de uitoefening van de bevoegdheden van de curator in dit geval misbruik van bevoegdheid opleverde. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.