Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het verloop van het geding
2.Het verdere verloop van het geding
4.Beslissing
2 september 2016.
Hoge Raad
Op 2 september 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden een prejudiciële beslissing genomen in de zaak met nummer 14/01472. Deze beslissing betreft de vraag of de ontslagprocedure bij het UWV moet worden aangemerkt als een 'administratieve procedure' in de zin van artikel 4 lid 1, aanhef en onder a, van Richtlijn 87/344/EEG, die betrekking heeft op rechtsbijstandverzekeringen. De zaak is een vervolg op eerdere uitspraken van de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarbij de Hoge Raad in zijn tussenbeslissing van 3 oktober 2014 reeds had aangegeven dat er behoefte was aan verduidelijking van het begrip 'administratieve procedure'.
De Hoge Raad heeft in deze zaak geconstateerd dat partijen een schikking hebben bereikt, waardoor de noodzaak om de prejudiciële vraag te beantwoorden is komen te vervallen. De advocaat van DAS, de gedaagde partij, heeft de Hoge Raad op de hoogte gesteld van deze schikking, en de advocaat van de eiser heeft bevestigd dat de prejudiciële procedure kan worden doorgehaald. De Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad kan afzien van beantwoording van de prejudiciële vraag.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten om af te zien van de beantwoording van de prejudiciële vraag, met de overweging dat het HvJEU eerder had geoordeeld dat de procedure bij het UWV onder het begrip 'administratieve procedure' valt. De Hoge Raad heeft de zaak geschorst in afwachting van de uitspraak van het HvJEU, maar heeft geconcludeerd dat verdere beantwoording van de vraag niet meer nodig is. De beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.