Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
20 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 2 maart 2016, met nummer RK 14/79. Het beroep is ingesteld door de klager, geboren in 1966, die een klaagschrift heeft ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager werd vertegenwoordigd door de advocaten J. Kuijper en Th.O.M. Dieben, beiden werkzaam in Amsterdam. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt.
Op 20 december 2016 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.