Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
24 mei 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 27 februari 2015. De verdachte, geboren in 1963, had beroep in cassatie ingesteld tegen de veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en lidocaïne. De advocaat van de verdachte, J. Kuijper, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat is behandeld door de Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt. Deze heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugverwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en vastgesteld dat de motivering van de bewezenverklaring, met betrekking tot het opzettelijk aanwezig hebben van drie zakjes cocaïne en dertig bolletjes cocaïne, alsook het opzettelijk voorhanden hebben van lidocaïne, niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.