ECLI:NL:HR:2017:2814

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
7 november 2017
Zaaknummer
15/02927
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake teruggave van in beslag genomen voorwerpen en ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep was ingesteld door de verdachte, die in 1964 is geboren. De advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, heeft een schriftuur ingediend die aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak betreft de teruggave van in beslag genomen dozen met anabole steroïden en hormonen. Het Hof had de bewaring van deze voorwerpen gelast om het Openbaar Ministerie in de gelegenheid te stellen deze aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof heeft miskend dat de hoofdregel in artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering meebrengt dat het Hof de teruggave van de voorwerpen had moeten gelasten, tenzij het aannemelijk is dat de verdachte geen recht heeft op de voorwerpen. De Hoge Raad concludeert dat er geen belang is bij cassatie, aangezien het Hof met zijn beslissing het beslag niet heeft geëindigd, en de verdachte een klaagschrift kan indienen voor teruggave van de in beslag genomen voorwerpen.

Uitspraak

7 november 2017
Strafkamer
nr. S 15/02927
AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 juni 2015, nummer 20/003505-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 november 2017.