In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de faillissementspauliana met betrekking tot een aandelenoverdracht. De eiseres, gevestigd in de Verenigde Arabische Emiraten, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De centrale vraag in deze procedure was of de curator stemrecht had op de aandelen, zoals geregeld in artikel 2:228 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens werd de vraag behandeld of de aandelen als gevolg van de vernietiging in de boedel zijn gevallen of dat hiervoor een leveringsakte vereist was. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 396,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.