Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
11 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de Officier van Justitie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 26 juli 2016. Het betreft een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat is ingediend door een klager. De Hoge Raad heeft op 11 april 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 16/04579. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een herbehandeling van het klaagschrift.
De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank niet het juiste toetsingskader heeft toegepast bij de beoordeling van het klaagschrift. De Rechtbank had bij de gegrondverklaring van het klaagschrift niet vooruit mogen lopen op de mogelijke uitkomst van een nog te voeren procedure in de hoofdzaak. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zodat het klaagschrift opnieuw kan worden behandeld en afgedaan.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de Rechtbank in het kader van beklagprocedures en het juiste toetsingskader dat gehanteerd moet worden, rekening houdend met het voorlopige karakter van dergelijke procedures.