2.8.De beantwoording van de vraag of letsel als "zwaar lichamelijk letsel" moet worden aangemerkt, is (…) in belangrijke mate voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. Zijn oordeel dienaangaande kan in cassatie slechts in beperkte mate worden getoetst. Indien echter uit de bestreden beslissing niets blijkt omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel zal dat aanleiding kunnen geven tot cassatie.”
9. Blijkens de door het hof bevestigde bewijsvoering heeft het slachtoffer ten gevolge van het met een beker slaan in het gezicht meerdere afgebroken tanden bekomen. Het daarop gebaseerde oordeel van het hof dat aldus zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, is in het licht van het hiervoor aangehaalde overzichtsarrest ontoereikend gemotiveerd, aangezien nadere vaststellingen omtrent in het bijzonder de noodzaak en de aard van medisch, al dan niet operatief of tandheelkundig ingrijpen alsmede het uitzicht op herstel ontbreken.De bewezenverklaring is daarom niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
10. De eerste klacht slaagt.
11. De tweede klacht houdt in dat het hof het vonnis van de politierechter ten onrechte heeft bevestigd, omdat de politierechter foto’s als zelfstandig bewijsmiddelen tot het bewijs heeft gebezigd, terwijl de politierechter de inhoud van die bewijsmiddelen niet heeft weergegeven.
12. In dat kader stel ik voorop dat de enkele verwijzing naar foto's in een dossier zonder daarvan de inhoud weer te geven deze foto's niet tot een zelfstandig bewijsmiddel maakt.Om foto’s als bewijsmiddel te kunnen bezigen, zal dus op enigerlei wijze de inhoud van die foto’s moeten worden weergegeven. Dat kan in de vorm van het bezigen van de eigen waarneming van de rechter ex art. 340 Sv als bewijsmiddel.Wanneer de foto’s echter als bijlage zijn gevoegd bij een ambtsedig proces-verbaal waarin opsporingsambtenaren hebben gerelateerd wat zij hebben waargenomen, dan kan – wanneer op de foto’s te zien is wat de opsporingsambtenaren hebben gerelateerd – echter worden volstaan met het tot het bewijs bezigen van de foto’s en het proces-verbaal; de rechter is in dat geval niet gehouden uitdrukkelijk te overwegen dat hij een en ander zelf heeft waargenomen.
13. In de onderhavige zaak heeft de politierechter in het door het hof bevestigde vonnis fotobijlagen tot het bewijs gebezigd zonder op enigerlei wijze de inhoud van die foto’s weer te geven. Daarover klaagt het middel terecht. In aanmerking genomen dat uit de bespreking van de eerste klacht reeds volgt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, laat ik de vraag of de verdachte voldoende rechtens te respecteren belang heeft bij vernietiging van de bestreden uitspraak op dit punt onbesproken. De tweede klacht is daarom terecht voorgesteld.
14. Het middel slaagt.
15. Het
tweede middelklaagt dat de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/218600-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde onvoldoende met redenen is omkleed, aangezien de politierechter ten behoeve van deze bewezenverklaring een fotobijlage tot het bewijs heeft gebezigd zonder de inhoud van het bewijsmiddel te vermelden.
16. Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 10/218600-16 bewezenverklaard dat:
“1.
hij op 25 oktober 2016 te Rotterdam [getuige 1] heeft mishandeld door meermalen, op/tegen het gezicht te slaan of in het gezicht te krabben;
2.
hij op 25 oktober 2016 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur, geheel of ten dele toebehorende aan [getuige 1] , heeft beschadigd”.
17. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
“Het ambtsedig proces-verbaal van de Eenheid Rotterdam, nummer PL1700-2016347333-1, opgemaakt en op 25 oktober 2016 ondertekend door de opsporingsambtenaar [verbalisant 5] , voor zover inhoudende als de op 25 oktober 2016 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de aangever [getuige 1] :
Omstreeks 05.00 uur of 06.00 uur hoorde ik een hele harde bons. Door de bons werd ik wakker en ik zag dat [verdachte] in mijn kamer stond. Ik zag dat de deur van mijn kamer openstond.
Ik pakte [verdachte] beet bij zijn armen en probeerde zo het mes van mij weg te houden. Er ontstond een gevecht en [verdachte] heeft mij in mijn gezicht gekrabt en geslagen. Ik bloedde in mijn gezicht en onder mijn linker oog heb ik ook nog een bult en een rode plek.
Opmerking verbalisant: ik zie dat aangever onder zijn linker oog een rode plek heeft.
Het ambtsedig proces-verbaal van de Eenheid Rotterdam, nummer PL1700-2016347333-2, opgemaakt en op 25 oktober 2016 ondertekend door de opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , voor zover inhoudende als de op 25 oktober 2016 bevindingen van de verbalisanten of een van hen:
De aangever verklaarde ons:
"Ik ben ongeveer een kwartier geleden door een medebewoner van de kamerverhuur, waar ikzelf ook woon op nummer [...], genaamd [verdachte] mishandeld in mijn eigen kamer. [verdachte] had de deur van mijn kamer ingetrapt, naar binnen gekomen en heeft mij met zijn rechtervuist diverse keren hard op de linkerkant van mijn gezicht geslagen. Ik heb door deze klap een verwonding onder mijn linker oog en kreeg ik een bloedneus.
Ikzag dat de toegangsdeur van zijn kamer was vernield. Ik zag namelijk dat de baard van het slot nog stond in de afsluitstand en dat deze naar buiten was verbogen. Ik zag dat een metalen strip aan de binnenzijde van het kozijn, ter hoogte van het slot gat, gedeeltelijk los naar binnen stond en alleen aan de onderzijde met 1 schroef vast zat.
Fotobijlage bij proces-verbaal 2016347333-2
De geneeskundige verklaring van de Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR), d.d. 3 november 2016, betreffende [getuige 1] , opgemaakt door de arts K.E. van den Hondel, voor zover inhoudende:
Er waren 2 roodpaarse huidverkleuringen van +/- 2x0.5cm en 1.5x0.5cm.
Bij ongecompliceerd beloop +/- 2 weken.”
Ik verwijs hier allereerst naar hetgeen is opgemerkt onder randnummer 12. Gelet daarop klaagt het middel op zich terecht dat in het door het hof bevestigde vonnis de fotobijlage tot het bewijs is gebezigd zonder dat op enigerlei wijze de inhoud van dat bewijsmiddel is weergegeven. Tot cassatie hoeft dat mijns inziens echter niet te leiden. Ik meen namelijk dat de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/218600-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde ook met weglating van de fotobijlage toereikend is gemotiveerd.De verdachte heeft daarmee onvoldoende rechtens te respecteren belang bij vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing dan wel verwijzing van de zaak.
19. Het tweede middel is tevergeefs voorgesteld.
20. Het
derde middelklaagt dat het hof heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
21. In het door het hof bevestigde vonnis heeft de politierechter ten aanzien van de strafoplegging als volgt overwogen:
“De straffen die aan de verdachte wordt worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gezien de documentatie van verdachte, is het niet de eerste keer dat verdachte de ten laste gelegde feiten pleegt. In het verleden heeft verdachte veel geweld gebruikt. De politierechter dat dit in relatie te brengen is met het alcoholgebruik van verdachte. Dit probleem kan voorkomen worden door een voorwaardelijk straf op te leggen als stok achter de deur.”
22. Volgens de Hoge Raad moet art. 359, zesde lid, Sv zo worden uitgelegd dat uit de strafmotivering expliciet moet blijken dat de rechter onder ogen heeft gezien dat hij een straf of maatregel oplegt die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt door in de strafmotivering tot uitdrukking te brengen dat een dergelijke sanctie wordt opgelegd en die sanctieoplegging te verbinden met in de strafmotivering opgegeven redenen.Door in de strafmotivering slechts te verwijzen naar de ‘’ straffen die aan de verdachte wordt worden opgelegd’’ en een overweging te wijden aan de oplegging van een voorwaardelijke straf, heeft de politierechter niet ondubbelzinnig doen blijken dat hij onder ogen heeft gezien dat (ook) een straf wordt opgelegd die vrijheidsbeneming met zich brengt. De door het hof bevestigde strafmotivering van de politierechter bevat daarmee, in strijd met het zesde lid van art. 359 Sv, geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Dat verzuim leidt krachtens art. 359, achtste lid, Sv tot nietigheid.
23. Het derde middel slaagt.
Het namens de benadeelde partij [benadeelde partij] voorgestelde middel in de zaak met parketnummer 10/212158-16
24. Dit middel klaagt louter in zeer algemene bewoordingen over de motivering van de beslissing van het hof inzake de vordering van de benadeelde partij en heeft gelet daarop geen kans van slagen. Het kan overigens buiten bespreking blijven omdat het eerste namens verdachte voorgestelde middel slaagt.